Het schipperkesvriendennederland van mevrouw Rotgans

Gepubliceerd op 21 oktober 2022 om 19:22

BOEKBESPREKING IN “WOEF” , juni 1981 :


Het is me dikwijls opgevallen dat velen die de auteur van een boek goed kennen , dat boek minder hoog aanslaan omdat ze weten dat het maar geschreven is door een gewone hondenliefhebber . Ik heb het voorrecht de schrijfster van "Het schipperke" reeds enkele jaren te kennen en nochtans aanzie ik haar niet als iemand die zo maar liefhebberij heeft in honden .Keurmeester G.v.Ceulenbroek schreef ooit eens over mevrouw Rotgans : “U bent een van die unicums  die de God van alle hondenrassen heeft geschapen om van een speciaal ras het meterschap waar te nemen en er voor te zorgen .” Zelf heb ik mevrouw Rotgans  samen met mevrouw Charneau uit Frankrijk en mevrouw Vanhove uit België eens verheven tot de “Grote Drie “ van de Schipperkes-wereld .

Verder heb ik ook nog geschreven dat mevrouw Rotgans wat het Schipperkesbestand betreft in Nederland werkelijk ieder exemplaar  , ieder nest , iedere kennel en alle bloedlijnen door en door kent en dat een dergelijke kennis voor een bepaald ras van onschatbare waarde is . In zijn boek “Het verschijnsel hond “ schrijft D.M.Engel dat vaak veel kynologische gegevens verborgen blijven of verloren gaan door verhuizingen , bij overlijden , wisselingen van besturen en moeilijkheden in verenigingen . Daarom is het zo verheugend dat mevrouw Rotgans haar kennis over het Schipperke heeft te boek gesteld , op een manier die de beginnende  liefhebber kan boeien , doch ook voldoende uitgebreid om de reeds overtuigende Schipperkes-liefhebber ongekende gegevens en nieuwe inzichten bij te brengen .De schrijfster voelt zich ook goed geplaatst over een Belgisch ras te schrijven , want ze merkt terecht op : “Waren ons land en België niet tijdenlang verenigd in Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden ? En behalve dat , zou het kleine zwarte ding geweten hebben hoe de grenslijn precies liep , ook in de tijden toen zij nog in grote getalen vooral het Vlaamse land bevolkten ?”

Om  een idee te krijgen over wat allemaal behandeld wordt in “Het Schipperke “ geven we een greep uit de inhoud : de oude geschiedenis ; plaats in de kynologie ; voorvaderen ; geschiedenis van het ras in Engeland ; de tijd tussen de twee wereldoorlogen (België ,Frankrijk , Nederland) ;
‘t Schipperke in de U.S.A. ;recente geschiedenis in België ; fok in de F.C.I.landen na 1945; Schipperkes over de hele wereld ; de Standaard ; het karakter. Een drietal zaken lijkt me toch bijzonder belangrijk wat de inhoud van “Het Schipperke “betreft .Vooreerst dat het de lezer toch wel zeer duidelijk wordt gemaakt welke belangrijke plaats in de wereld de kleine zwarte Belg inneemt , daar waar de populariteit in de “lage landen aan de Zee” beslist nog zou moeten toenemen.

Verder  waardeer ik in hoge mate dat het boekwerk zeer up to date is en zeer intressante en concretre informatie verstrekt o.a.over de bekende kennels , waaronder ook deze die nog maar enkele jaren bestaan. Tenslotte vind ik de toelichtingen die bij de standaard gegeven worden zeer belangrijk . Een standaard bespreken is delicaat en moeilijk en ook keurmeester wagen zich er niet graag aan .Standaarden (raspunten) hebben dikwijls veel weg van “cryptografieën”. Met een bespreking van de Standaard moet echter ook de beginnende liefhebber zich een idee kunnen vormen over het gewenste exterieur en de manier waarop de schrijfster dit doet voor het Schipperke maakt dit zeer zeker mogelijk .
Het is niet gemakkelijk om een uitgever te vinden voor een boek dat een ras behandelt dat zeker niet tot de populairste behoort en dan nog in het Nederlands geschreven is .Dat dit hier uiteindelijk toch voor mekaar is gekomen kan ons alleen maar verheugen .

We zijn er  dan ook van overtuigd dat “Het Schipperke “ van mevrouw Rotgans zijn weg zal vinden naar de boekenkasten van de huidige en toe-komstige Schipperkes-liefhebbers en zal bijdragen tot het meer bekend maken van een nationaal ras waar we trots op zijn en ooit genoemd hebben  “de glinsterende parel aan België’s kynologische kroon”.


R.Pollet


HET SCHIPPERKE

DE OUDE GESCHIEDENIS TOT HET EINDE VAN DE NEGENTIENDE EEUW



Zoals met zovele oude oorspronkelijke rassen het geval is , zo ligt ook bij het Schipperke de oorsprong van het ras in een duister verleden besloten . Men is het er echter wel over eens dat de bakermat in Vlaanderen gezocht moet worden en wel voornamelijk in de provincies Antwerpen en Belgisch Brabant


De eerste vermelding over het ras is volgens Victor Fally, medeoprichter van de Schipperkes  Club in België, een kroniek uit de 15de eeuw van een Brusselse monnik met de naam Wenseslaus. Deze schrijft daarin over een staartloze hond die door leden van de ambachtsgilden als huishond gehouden werd.

In de middeleeuwen en ook daarna was het Schipperke vooral te vinden in de huizen van de zgn. kleine lieden, met name bij de schoenmakers en beenhouwers. Volgens de beschrijving hielden zij er een betrekkelijk kort-harig, klein zwart hondje op na, dat terwijl de schoenmaker lapte en de slager vlees hakte vanuit de vensterbank niet alleen de voorbijgangers, maar ook de binnenkomende klanten aanblafte. De eigenaren waren erg trots op hun honden en sierden ze met speciaal gemaakte halsbanden. Er bestond een ware strijd welke hond daar nu wel de mooiste van droeg. Er waren halsbanden van geslagen en gedreven koper en zelfs zilveren halsbanden waren geen uitzondering .

Naar wel aangenomen mag worden zijn de eerste georganiseerde club-matches ter wereld met Schipperkes gehouden . Uit de geschiedenis van de Belgische gilden blijkt namelijk dat reeds in 1690 de eerste Schipperkes-samenkomst op de Grote Markt  te Brussel werd gehouden.
Deze was georganiseerd door de schoenmakers van het Crispijngilde van de wijk St.Géry. Dit was het begin van een regelmatig op bepaalde Zondagen op de Grote Markt bij elkaar komen van Schipperkes met de eigenaren.
De waarheid gebiedt echter er bij te vertellen dat het niet zozeer om de honden ging dan wel om hun halsbanden, die zo kunstig gemaakt waren dat geen haartje van de brede halskraag beschadigd werd. Van raspunten had nog nooit iemand gehoord en aan keurmeesters was helemaal geen behoefte
Wat dat betreft lag de zaak toen veel eenvoudiger, een ieder vond zijn eigen hond de allermooiste.
Een schoenlapper zou op zo’n Zondag misschien vergeten zijn schoenen te poetsen, maar de halsband van zijn hondje ongetwijfeld niet, die schitterde in de zon. Ze waren dan ook van metaal 
Volgens de legende was deze halsbanden –rage de oorzaak van het staartloze Schipperke en ook dat twee schoenlappers van goede vrienden gezworen vijanden werden. Eerst droegen hun honden een eenvoudige effen halsband. Maar de zaken gingen goed en één van hen veroorloofde zich de weelde er eentje te laten maken van geslagen koper, waarna de ander zich er een van gedreven koper aanschafte, die zo kunstig was dat een ieder hem bewonderde. Daarna kocht de eerste een halsband van gedreven zilver voor zijn hond, iets waarover nummer twee zich vreselijk opwond, temeer omdat hij niet over de middelen beschikte  er ook zo een aan te schaffen. Hij zon op wraak en lokte op een avond het Schipperke met de gedreven zilveren halsband in zijn winkel, sneed hem in woede de staart af en zond hem zó naar huis. Maar ziet,  op de eerstvolgende Zondagbijeenkomst werd het staartloze Schippperke alom bewonderd en alle Brusselse schoenlappers en beenhouwers besloten om in het vervolg hun spitskens de staart af te snijden en sinds die tijd is een gestaard Schipperke een zeldzaamheid geworden.

In de eerste helft van de 19
e eeuw waren deze honden in België zeer algemeen en tot ± 1880 was het welhaast de enige hond die daar als huishond gehouden werd.
In de zeventiger jaren van de vorigr eeuw was het bon ton bij de Leuvense studenten van de medische faculteit om er , tot grotr ergernis van hun hospita’s , een paar Schipperke’s op na te houden . Men kocht ze voor een paar francs , soms voor een rondje bier . Ze waren wat groter dan de hedendaagse Schipperkes en twee derde van die hondjes droeg de naam van Spits of Spitske en een ander deel Moor , Moorke of Molteke .Ook de naam van Krengske kwam wel voor . Veel werd hij gebruikt voor de jacht op konijnen en de grote Leuvense brouwerijen gebruikten ze om de gebouwen van ratten en muizen te zuiveren , een werk waarbij het Schipperke niet onderdeed voor de beste terrier .

Op 21 juli 1880 , het jaar waarin België de 50
ste verjaardag van zijn onafhankelijkheid vierde , werd op een oud exercitieterrein van het leger in de buurt van Brussel een tentoonstelling gehouden voor  jachthonden .
De tentoonstelling  werd een geweldig succes , er werden bijna 1000 honden voorgebracht . Maar voor de Graaf de Beauffort , een van de organisatoren , was er toch een kleine teleurstelling . Hij had er naar gestreefd ook de Belgische nationale hond ingeschreven te krijgen en had zelfs een speciale klasse ingesteld voor “terriers met gladde beharing , geheel zwart , met rechte oren , zonder staart , van Vlaams ras , Schipperke”en daar drie prijzen voor uitgeloofd . Maar of het nu kwam dat de eenvoudige lieden , die veelal de eigenaren van deze honden waren , zich niet bij de jagers op hun plaats voelden , dan wel dat men inzag dat een zo algemeen voorkomende hond een rashond zou kunnen zijn ,dat verhaalt de geschiedenis niet . Maar wèl bestaat er het feit dat geen enkel Schipperke op deze tentoonstelling verscheen .

Door het grote succes van deze jachthondententoonstelling werd gekomen tot de oprichting van de Belgische kynologische organisatie , die genoemd werd naar de patroon van de jacht en zo werd in 1882 de Maatschappij Sint Hubertus opgericht , die op 26 September 1885 het predikaat Koninklijk verwierf .De Graaf de Beauffort werd er de eerste voorzitter van .

Eén van de eerste daden van de nieuwe maatschappij was het instellen van het hondenstamboek L.O.S.H. (Livres des Origines St. Hubert) , waarbij als voorbheeld het Stud Book van de Londense Kennel Club genomen werd . Het eerste deel werd in 1883 gepubliceerd en sindsdien zijn de delen regelmatig , met een onderbreking in de beide wereldoorlogen uitgekomen . In dat eerste deel van het L.O.S.H. staat het Schipperke  op dezelfde wijze aangegeven als de Graaf de Beauffort dit gedaan had voor de tentoonstelling van 1880 .
Daarnaast kwam het tentoonstellingswezen op gang en daarbij waren ook de Schipperkes van de partij . In 1885 in Brussel waren dat er 9 met Black (L.O.S.H.942) van de heer J. Coosemans als winnaar . Koningin Marie Henriëtte kwam ook kijken en zij werd zo bekoord door de alerte vrije manier van de kleine zwarte honden , dat zij het verlangen uitte Black te mogen bezitten . Doordat de Belgische Koningin er een Schipperke op nahield en de Gravin van Vlaanderen in 1888 haar voorbeeld volgde met Pitch (L.O.S.H. 1594) werden de zgn. betere standen op deze hond attent gemaakt en ging hij ook daar populair worden .

De Engelsen öntdekten”het Schipperke omstreeks 1880 . Toen in België het tentoonstellingswezen op gang kwam werden de Belgische tentoonstellingen druk door Engelse exposanten bezocht , terwijl ook Engelse keurmeesters geregeld werden uitgenodigd .En zo vond het kleine zwarte ding zijn weg over het Kanaal . De Prinses of Wales volgde het voorbeeld van de Belgische Koningin en liet een paar van die staartloze hondjes overkomen . En toen duurde het niet lang meer of in de meeste aristocratische Engelse salons ontmoette men steeds één of meer Schipperkes . Deze export naar Engeland ging  echter al spoedig dergelijke vormen aannemen , dat er gevaar ging bestaan dat hij uit de Belgische straten zou vgerdwijnen . In zijn vaderland was hij oorspronkelijk zó algemeen , dat de Belgen geen speciale waarde aan het dier hechtten . Er gingen er echter zoveel naar het buitenland , dat de Belgische kynologen zich zorgen gingen maken over de nationale fok . Een aantal liefhebbers stak toen de ko0ppen bij elkaar en doordat men van toen af serieus ging fokken , kwam men het gevaar snel  te boven .

Op 29 Januari 1888 werden in het tijdschrift “Chasse et Pêche”(Jacht en Visvangst) de voorgestelde raspunten voor de standaard gepubliceerd . Op 12 en 19 Februari 1888 kwamen in een café op de grote markt in Brussel , op invitatie van de heer Louis van der Snickt , Schipperkes met hun eigenaren bij elkaar , zoals dat ook twee eeuwen daarvoor had plaats gevonden . Op 4 Maart 1888 werd een voorlopig bestuur voor de Schipperkes Club in oprichting gekozen , waarin zitting hadden : F.E.Middeleer , voorzitter ;  Felix van Buggenhoudt , secretaris ; Arthur Maes , penningmeester en als leden de heren Gantois , Dardenne , John Proctor , François Reusens en Louis van der Snickt , alsmede de Graaf de Beauffort . Op 11 Maart 1888 werden de statuten aangenomen ; op 19 Maart 1888  de raspunten definitief vastgesteld en op 19 Juni 1888 werd de Standaard op de algemene ledenvergadering definitief aangenomen . Deze Standaard is -met uitzondering van de gewichtsklassen- tot op heden (1988) nog volledig van kracht .De Schipperkes Club was de eerste rasvereniging die in België werd opgericht . Vele tentoonstellingen voor alle rassen werden door de Club georganiseerd .Kort na de oprichting van de Schipperkes Club ontstond de Club du Griffon Bruxxellois . Deze Clubs verenigden zich en bleven tot 1904 bij elkaar . Om een idee te geven van de aantallen Schipperkes die toen op de tentoonstellingen kwamen : de op 11 en 12 Augustus 1888 georganiseerde show in Brussel verenigde 77 Schipperkes en 34 Brusselse Griffons . Er werd door 8 koper gehalsbande Schipperkes naar de prijzen gedongen .

 



DE VASTSTELLING VAN DE STANDAARD




Voor de vaststelling van de standaard werd een groot aantal Schipperkes in ogenschouw genomen , waarbij bleek dat er 3 verschillende types bestonden . Het Leuvense type had een gladde vacht met weinig kraag , een lang hoofd en dicht bij elkaar staande oren .
Die uit Brussel hadden een goede vacht met een prachtige kraag . De kop wat kort en breed en de oren vrij lang en wat ver uit elkaar .
De Antwerpse Schipperkes stonden hier tussen in . Het waren compacht gebouwde hondjes met een goede kraag en broek , korter haar op het lichaam en poten . Behalve een mooie kraag hadden ze ook nog een chabot die tussen de voorpoten doorliep . De kop niet zo lang als bij het Leuvense type .

Het was dan ook niet te verwonderen dat men voor het Antwerpse type voteerde en dat op basis van het uiterlijk van die Schipperkes de Standaard werd opgesteld .

Er was helaas   éen punt  waaromtrent men het niet eens kon worden en dat was het formaat . Daarin zijn in de loop der tijden nogal eens veranderingen aangebracht . In 1888 werd het minimum gewicht op 4 kilo gesteld . Lange tijd waren de categorieen : kleine soort van 3 tot 5 kilo ; de grote soort van  5 tot 9 kilo .
Van 1904 tot 1968 werd zelfs het Dwerg-Schipperke geaccepteerd , de hondjes beneden de 3 kilo . In 1968 werd het minimum  gewicht op 3 kilo gesteld en thans is de officiele gewichtsindeling : kleine soort van 3 tot 5 kilo en de grote soort van 5 tot 8 kilo . Wordt in België en ook in Frankrijk strikt de hand gehouden aan deze gewichtsindeling op tentoonstellingen , in Nederland wordt daar na 1945 geen enkele rekening mee gehouden .

HET SCHIPPERKE EN ZIJN PLAATS IN DE KYNOLOGIE .



Zoals hiervoor aangegeven begon het Schipperke zijn kynologische loopbaan als terrier , als zodanig omschreven door de Graaf de Beauffort . Deze omschrijving had ongetwijfeld mede als achtergrond het hem mogelijk  te maken deel te nemen aan de jachthondententoonstelling van 1880 . Doch toen deze omschrijving in 1883 in het eerste deel van het L.O.S.H. werd overgenomen , was hij officieel “terrier” geworden .

Zo heel vreemd is dat niet . Immers van oudsher werden Schipperkes in België als rattenvangers gebruikt , een typische hoedanigheid van de terrier . In de Belgische havensteden werden aan het eind van de vorige eeuw geregeld wedstrijden in rattenvangen voor terriers georganizerd . Daarbij blies het Schipperke zijn partij vrolijk mee .

Maar ook qua karakter is hij  enigszins terrierachtig . Het vrolijke en levendige van die rassen vindt men eveneens bij het Schipperke . Het duurde echter niet lang of de benaming  “little captain “ werd hem in Engeland aangemeten . De Fransen namen dit over en spraken van “petit chien de batelier “ . En zo deed het hardnekkige verhaal van het Schipperke als hondje van de binnenscheepvaart zijn intrede . Waar dit scheepshondje vandaan komt is niet moeilijk te raden . Een schip is nu eenmaal een vaartuig en een Schipperke dus een hondje dat op dat vaartuig thuis hoort . Dat men op die schepen meestal bastaard-keeshondjes zag , die zelfs algemeen Schipperkeesjes werden en worden genoemd , deerde blijkbaar niemand .
De Koninklijke Maatschappij Sint Hubertus heeft het ras vanaf het allereerste begin ingeschreven onder de naam “Schipperke” .In deze naam wordt in feite gewezen op zijn aard van kleine scheper (=herdershond) . Immers hij werd eveneens gebruikt voor  het hoeden van schapen en ganzen .

In België werden en worden ze evenwel ook Spitskens genoemd , zinspelend op hun spitse rechte oren en hunscherpe snuit . Deze laatste “volksnaam” is er de oorzaak van dat sommigen en vooral de Engelsen , denken dat het Schipperke een varieteit van de Pomeranian , het dwergkeesje , is . Maar de hond die nu Spitz genoemd wordt , werd in België altijd met Lou-lou aangeduid . In het land van herkomst hieromtrent dus nimmer verwarring .

Tenslotte gingen ook serieuze kynologen Schipperkeskenners zich er mee bemoeien en toen werd de uitkomst heel anders . Zo lezen wij in het toendertijd gezaghebbende Belgische tijdschrift  “Chasse et Pêche” van 4 oktober 1896 een lang artikel van de heer L. van der Snickt , een zeer belangrijk  kynoloog uit die tijd , tevens bestuurslid van de Schipperkes Club vanaf de oprichting . Daarnaast was hij ook nog hoofdredacteur van “Chasse et Pêche” .

In dat artikel beschrijft de heer van der Snickt de gedragingen van een aantal Schipperkes , gewoon wat leuke verhalen , maar in de titel staat in feite reeds de conclusie die hij daaruit trekt : “Le Schipperke devenu Berger” (Het Schipperke een Herdershond geworden ). Maar was hij dat geworden of was hij dat eigenlijk altijd al geweest ? De schrijver begint zijn verhaal met te verellen dat toen hij jong een kleine jongen was , zijn vader een Schipperke op de markt kocht en daarmee ging fokken , ondanks dat hun toenmalige behuizing daar in feite niet geschikt voor was . Een van die fokprodukten , een tamelijk grote , nogal felle hond , ging naar het Belgische platteland . Hij werd aangeschaft om als waakhond te gaan dienen .
Over deze hond gaat het eerste verhaal : Een paar jaar later namelijk kreeg de jonge van der Snickt van zijn vader de opdracht om naar ergens in de buurt van Lindebeek te gaan . De weg was ver en moeilijk te vinden , daarom zou iemand hem daarmee behulpzaam zijn . Het bleek dat die iemand blind was en de jongen vroeg verbaasd hoe hij de juiste weg midden door de landerijen heen zou kunnen vinden . De man wees op zijn hond Spits en zei : “Dat Schipperke kreeg ik eens van je vader en hij laat mij alle obstakels weten”. En inderdaad , dat gebeurde ook . De hond had zichzelf tot blindegeleidehond gepromoveerd en gaf door verschillende geluiden aan of er nu een sloot met een plank eroverheen genomen moest worden dan wel enige andere hindernis . De jongen vond het een machtige belevenis , maar de man vertelde: “Dit is nog niets , je moet hem mijn varkens zien hoeden . Niet alleen krijgt geen enkele daarvan de kans de benen te nemen , maar ook zal niemand er ooit ongestraft ook maar eentje van kunnen aanraken . Als ik een varken verkoop , moet ik dat dier eerst zelf aanpakken bij een oor en bij de staart , dan weet de hond dat een vreemde dat dier mee mag nemen !”
Daarna komt de geschiedenis van het Schipperke en de kuikens ter sprake . Een kip werd door een ongeluk gedood en haar nog heel jonge kuikentjes begonnen meteen van ellende en kou te piepen . Het Schipperke van de boerderij kwam op het geluid naar buiten , pakte voorzichtig kuikentje voor kuikentje en bracht ze naar zijn mand in de keuken .Daar vond men toen het hele stel , de kuikentjes tevreden en warm tussen de poten en tegen het lijf van de hond gedrukt . En ook daarna bleef hij toezicht houden op zijn geadopteerde kinderen en riep zichzelf tot kuikenhoeder uit .
Tenslotte nog een kippenverhaal , nu over zijn eigen Schipperke Cora , de liefheid zelve , zoals hij schrijft .
Nu liepen er op het van der Snicktse erf ook duiven en kippen rond en de pupjes begonnen , groot genoeg geworden , daar vrolijk jacht op te maken . Ze kregen soms wel eens een kip te pakken .Cora bersipte ze eerst heel zachtmoedig , maar toen de pupjes met het opwindende spelletje doorgingen , pakte zij ze bij het nekvel en schudde ze hardhandig heen en weer . Na het vertrek van haar pupjes bleef Cora de kipen en warm hart toe dragen en keek er vooral zorgvuldig op toe dat geen indringer zich daarbij aansloot . Kwam er een kip van de buren het erf op , hij werd onmiddellijk verjaagd en niemand heeft ooit kunnen uitmaken hoe de hond de vreemde van de eigen kippen kon onderscheiden , ze hadden allemaal hetzelfde verenpak .
Na deze verhalen mijmert de heer van der Snickt wat over de herdershonden in het algemeen en de Belgische Herdershonden in het bijzonder . “Er is geen enkel op de historie gegrond wetenschappelijk bewijs te vinden , dat een positief antwoord kan geven op de vraag of het ras der Belgische Herdershonden een vergroting is van het Schipperke dan wel of het Schipperke een verkleining van die Herdershond is .”

Veel later , in de twintiger en dertiger jaren van deze
eeuw , zouden de keurmeesters en Schipperkeskenners bij uitstek , de heren Huges en Verbanck ,zich wederom op deze materie werpen . Zij komen met een ietwat gewijzigde conclusie , maar ook zij plaatsen de hond in dezelfde omgeving als de heer van der Snickt dat deed : “In de oude tijden bestond in de omgeving van Leuven een heel oud ras , zwart van kleur , middelmatig van grootte , met staande oren , die Leuvenaars genoemd werden . De grootste van deze honden werden als hoeders van schapen gebruikt , de kleinere als rattenvangers . Uit deze Leuvenaars zouden zowel de Belgische Herders alsook de Schipperkes zijn voortgekomen .Zij zouden kunnen worden beschouwd als de “missing link” tussen het Schipperke en de Groenendaler .”

U ziet , de terrier en de scheepshond komen niet meer ter sprake . Zowel de heer Huges alsook de heer Verbanck wijzen er echter wel op dat de naam van het ras zeer zeker verband houdt met zijn vroegere gebruik : Schipperke is eenvoudig een verbastering van Scheperke , wat in het Vlaams niets anders is dan een kleine herdershond . Trouwens had men hem willen noemen naar zijn vroeger eigenaren , dan liep het ras nu rond met de naam Schoenlapperke of Beenhouwerke .
De heer Verbanck komt tenslotte met de volgende uitspraak:”Als wij onder de Spitz-groep al de noordelijke honden verstaan , dus ook de Duitse Herders en de andere continentale Herdershonden van het wolventype , en eveneens de Collie en de Shetland Sheepdog , dan is het Schipperke inderdaad een Spitz . Maar beperken wij deze groep tot de Keeshonden , dan is het Schipperke beslist geen Spitz .”
Victor Fally formuleerde vele tientallen jaren eerder dit laatste als volgt: “Het is buitenkijf dat de Pomeranian en het Schipperke enigszins op elkaar lijken . Het is echter onmogelijk dat het Schipperke uit de Pomeanian is gefokt en wel om de eenvoudige reden dat het Schipperke al lang voorkwam voordat de Pomeranian zijn intrede deed . Het Schipperke heeft dan ook een heel ander aspect .”

Heden ten dage is men wel algemeen tot het oordeel gekomen dat het Schipperke een kleine herdershond is .Vele Schipperkes zijn naar aard en aanleg hoeders gebleven . Dit kan zich plotseling demonstreren wanneer hij op een wandeling buiten een groep schapen ontmoet , die hij dan zo nodig op een hoop moet drijven . In Nederland is het ras officieel ingedeeld bij de Herdershondengroep en in Frankrijk is er een samengaan van de Club der Belgische Herdershonden en de Schipperkes Club de France , die een gezamenlijk maandblad uitgeven en jaarlijks ook samen een clubmatch organiseren .

Uit al die polemieken over dit ras blijkt echter wel overduidelijk hoe veelzijdig het Schipperke wel is . In het door de Schipperkes Club of America uitgegeven “Official Book of the Schipperkes”staat dan ook de eindconclusie : “Wanneer u geconfronteerd wordt met de veel gestelde vraag : ‘ Waar zijn ze eigenlijk goed voor ‘, dan kan uw antwoord slechts zijn : ‘Heb je een Schipperke , dan bezit je in klein formaat al die eigenschappen die door de eeuwen heen mens en hond tezamen brachten’.”


DE VOORVADEREN VAN ONZE HUIDIGE SCHIPPERKES .


Vanaf de oprichting van de Schipperkes Club is de fok met bekende afstamming begonnen , zonder dat de aanschaf van honden zonder bekende afstamming ophield . Dit is niet zo wonderlijk als het lijkt ; het Schipperke was toen een “gewoon” hondje en vele eigenaren namen zich niet de moeite hem te laten registreren . Slechts weinigen kwamen met hun hondjes op de tentoonstelling en slechts honden die in het publiek verschenen moesten in het L.O.S.H. worden ingeschreven . De heer F.Verbanck meent dan ook dat deze boeken in werkelijkheid adelboeken zijn en geen boeken van de burgelijke stand .

In de jaren voorafgaande aan de Eerste Wereldoorlog waren het de heren F. Reusens  (Exter-kennel) en J .Drossart (kennel de l’Enfer) die het meest actief fokten en zij waren het vooral die hun stempel legden op de verdere ontwikkeling van het ras .

De heer Reusens is wel de “Vader van het Schipperke”genoemd .Hij was de eerste die een kennel stichtte ,  hij gaf die de naam van “Exter” . Het eerste Schipperke dat hij in het L.O.S.H. liet inschrijven was Spits  (L.O.S.H. 1605) , geboren 1885 en ingeschreven in 1888 . In 1889 verkreeg hij Franz (L.O.S.O. 3055) , van onbekende afstamming . Hij werd beschouwd als een praktisch volmaakt Schipperke , en hij zou dienen om de “Exter-lijn” op te bouwen . Het enige niet volkomene aan Franz was een ietwat te korte voorsnuit en een iets te lange onderkaak , ofschoon hij een tanggebit had en geen ondervoorbijter was . Hij had een uitdrukkingsvol hoofd , volmaakte kleine dicht bij elkaar staande oren , smalle ovale ogen met een franke en vragende uitdrukking . Hij kan wel beschouwd worden als de stamvader waaruit het huidige Schipperke is voortgekomen .
De naam van François Reusens was dermate verweven met de begintijd van het ras , dat er zelfs een versie bestaat , dat de naam Schipperke aan de hond gegeven was naar aanleiding van het beroep van deze promotor . Hij was namelijk reder van de binnenscheepvaart . Maar dit moet in ieder geval naar het rijk der fabelen verwezen worden . Toen de heer Reusens met de fok begon , stond het Schipperke reeds als zodanig in het L.O.S.H. opgenomen .

Rond  1910 staakt de heer Reusens zijn Schipperkesactiviteiten en gaat in Overmere bij Gent wonen . Omstreeks die tijd zien wij daar  de fok van Schipperkes opbloeien . Toeval of een gevolg van deze verhuizing ? Om een paar kennels te noemen :”van Overmere”(eigenaar heer De Lorez) , “van ter Meeren”(eigenaar heer Coorebijter), “van Rabot”(eigenaar heer V.Verdegen) . Daarnaast de Antwerpse kennel “de la Bande Noire”van de heer van Oyen en in Brussel de kennel “de la Reynie”van de heer Pirolle . Ook van belang was de kennel “van de Zwarte Bende”, maar dat was een Nederlandse kennel waarvan de eigenaar de heer Reuser , veel in België exposeerde .

Jammer genoeg maakte de oorlog 1914-1918 in België een compleet einde aan deze opbouw van het ras .
Daarna ging men opnieuw aan de slag met hetgeen nog overgebleven was . De tijd tussen de twee wereldoorlogen kan zonder enige overdrijving  “de gulden tijd “ van het Schipperke genoemd worden .

Over die wederopbouw na Wereldoorlog  I schrijft de heer F.Verbanck in een Amerikaans boekje van Miss Ormiston : “Onze fok was sterk gehavend en wij moeten mijn goede vriend Mottoule (kennel de Rammilies) dankbaar zijn dat hij uit Nederland verschillende fokprodukten van de kennel “de Zwarte Bende” van het echtpaar Reuser- van Oyen herimporteerde . Eén van die importen was Els van de Zwarte Bende en zij was vele jaren mijn trouwe metgezellin , ofschoon ik nooit met haar fokte .Wel was zij er de oorzaak van dat ik de fok terhand nam .”En dat werd dus de beroemde  “de Royghem-kennel”.

In België en vooral Frankrijk wordt de “van de Zwarte Bende “ kennel vaak als “Belgisch”gekenschetst . Waar of niet waar ?
De waarheid ligt een beetje in het midden , maar de thuishaven was in elk geval Rotterdam .
Het ging zo : vader en zoon Reuser kwamen voor Wereldoorlog I regelmatig met hun Schipperke’s op Belgische tentoonstellingen . Het was op een Antwerpse tentoonstelling dat Reuser Junior kennis maakte met Mej. Van Oyen , de dochter van de eigenaar van de Belgische kennel “de la Bande Noire”. Of het de gezamelijke liefde voor het Schipperke was , of dat de kennelnaam die in feite dezelfde was , een extra band schepte , verhaalt de historie niet . Maar wèl , dat zij in 1912 in het huwelijk traden .

Zij speelden dus een belangrijke rol in de wederopbouw na 1918 en gingen ook  zelf nog enige jaren door . Hun laatste kampioen was in 1928 de teef Tip van de Zwarte Bende .

De tijd tussen de beide wereldoorlogen vervolmaakte het Schipperke .Steeds werd behalve naar uiterlijk ook gefokt op karakter . Beroemde kennels kwamen op het toneel , beroemde honden drukten hun stempel op het ras.Het was ook de tijd dat het kleine zwarte hondje zijn weg over de wereld vond . Naast Nederland kwam de fok in Frankrijk , Amerika , Canada , en Zuid -Afrika op gang .

De tijd  tussen de beide wereldoorlogen en de fok daarna , dus de directe voorvaderen van onze huidige Schipperke s , zijn echt een apart hoofdstuk waard .

 

DE GESCHIEDENIS VAN HET RAS IN ENGELAND



Om de 19e eeuw af  te sluiten tenslotte de geschiedenis van het ras in Engeland .
De oude tijd is zeker besprekenswaard , aangezien de huidige Engelse fok  en daarmee samengaand die in het merendeel van de vroegere Dominions , teruggrijpt naar die eerste gerichte fok , net zoals in het stamland België de fokkers van het eerste uur hun stempel drukten tot in onze tijd .

Waar na 1900 het contact tussen België en Engeland geheel verbroken werd door de invoering van de quarantaine maatregelen in Engeland , zal in het kader van dit boekje voornamelijk de tijd daarvoor behandeld worden . Een tijd overigens vol van wederwaardigheden en controversen .

Wanneer de eerste  import in Engeland plaats vond is niet te achterhalen . Aangenomen kan wel worden  dat verschillende mensen dit deden , waaronder de bekende Engelse keurmeester George Krehl , die in 1890 de Schipperke Club Engeland oprichtte .
Deze Club begon ook met de opstelling van de Standaard , die naast enige andere afwijkingen van die in België bovendien de kleur anders -dan -zwart  aanvaardde , en zelfs kleurvlekken .

De Belgische Club liet niet na te protesteren tegen wat zij noemden het “Schipperke Chocolat”en dus brachten de Engelsen dit probleem opnieuw in stemming en wederom een voorliefde voor kleur .
Lezen wij dan de notulen van de Ledenvergadering van de Belgische Club van 29 Maart 1892 dan staat daarin dat de voorzitter , de heer de Middeleer , zich opnieuw over deze aangelegenheid tot de Engelse Club gewend had . Hij was er zelfs het Kanaal voor overgestoken en had de vergadering van de Engelse Club bijgewoond . Na een hevige discussie op een stormachtige vergadering kwam de zaak wederom in stemming en het resultaat was een overgrote meerderheid voor uitsluitend zwart .
Dit bleef zo tot 1920 , toen de in 1905 opgerichte Northern Schipperke Club de kleur weer in haar standaard opnam , mits éénkleurig . Er waren toen 3 Schipperkes Clubs in Engeland : de Schipperke Club Engeland , de st. Hubert  Schipperke Club en de Northern Schipperke Club , waarvan dus slechts de laatste kleur accepteerde .
Laat het nu zo zijn , dat 2 van de 3 Schipperke s Clubs in 1938 van het toneel verdwenen en juist slechts die Northern Schipperke Club stand hield . Deze Club nam daarna de naam van The Schipperke Club aan .

Toch bleven er die een andere mening waren toegedaan en zo deed  Lawrence Ludford van de Schippland Kennel in 1939 een poging tot de weg terug . Hij stichtte de British Schipperke Club , die tot zijn dood in 1975 bestaan heeft . Hij propageerde het oude Belgische type en adopteerde de Amerikaanse Standaard , die in grote lijnen overeenkomt met de Belgische Standaard  . Om te komen tot zijn ideaal importeerde hij uit België Binchou de la Buche , een zoon van  de meer dan beroemde Marius des Lutins Noire .
The Schipperke Club stond steeds vijandig tegenover hem en de British Schipperke Club , en de heer Ludford stierf als een verbitterd man . Maar kinderen van Binchou de la Buche vonden hun weg  naar alle landen buiten Europa waar Schipperkes waren .Toen eind zestiger jaren eindelijk de fok in Nieuw-Zeeland werkelijk op gang kwam , gingen ook daarheen Schippland-Schipperkes .


Het  staartloze Schipperke

Een apart verhaal uit de begintijd in Engeland is ook nog de staartloosheid van het Schipperke .Toen de Engelsen dit ras gingen meenemen naar Engeland wisten zij niet beter of zij werden staartloos geboren ,een eigenaardigheid die hen onderscheidde van andere hondenkinderen .
Groot was hun verwodering toen bleek dat alle pups er van achter niet anders uitzagen dan de eerste de beste straathond .Waren dat nu wel echte Schipperkes ?
Na lang nadenken ging men er toe over om in den vervolge op 2 en  3 daagse pups een operatie toe te passen , die “gouging out”genoemd werd , het met wortel en al wegnemen van de staart .
Dit kwam de “Ladies Kennel Assocation”ter ore en die gingen groot misbaar maken . Een deel van de staart eraf , desnoods negen tiende ervan , dat ging nog , maar de hele staart met wortel en al , dat was mensonterend . De dames protesteerden bij de Schipperke Club England en ook bij de St.Hubert Schipperke Club en hadden succes . Besloten werd in den vervolge de staartjes niet korter te maken dan 2 inches .
De Belgische Schipperkes Club was het daar helemaal niet mee eens .Immers in de Standaard stond : “queu absente”en al is een 2 inches staartje maar heel klein , het was en bleef een staartje en dat mocht niet . De Belgen hielden voet bij stuk en wonnen het geding , zodat sinds 1897 ook in Engeland de Schipperkes “staartloos”geboren worden .Maar de natuur laat zich niet dwingen en de waarheid gebied er bij te vertellen dat een werkelijk staartloos geboren Schipperke tot de grote uitzonderingen behoort . Het schijnt dat in die tijd dat “staartloos geborene”veel vaker gebeurde dan in onze dagen . Tenminste als wij “Chasse Pêche”, het toen leidinggevende tijdschrift , moeten geloven .

De eerste Engelse Kampioenen


De eerste Schipperkes die in Engeland kampioen werden , waren afkomstig van Belgische fok . Het waren Shtoots , Drieske , Fritz , of Spa en Joppe . Volgens het boekje van de heer E.B.Holmes uit 1934 allemaal tophonden waarvan Shtoots blijkbaar de mooiste was .
De eerste in Engeland gefokte kampioenen waren de reu Uncle Pick van de heer G.H.Killick en zijn dochter  Woodland Rhance van de heer J.C.Jackson (1899) . Van Uncle Pick staat geschreven dat het een in elk opzicht typische Schipperke was , die echter slecht showde . Hij bleek een soort kameleon te zijn . Was hij de eerste jaren van zijn leven zuiver zwart , later veranderde hij dit en werd muisgrijs over het hele lichaam .

Het  probleem van de vacht

Nadat de kleurslag in 1892 door de Belgen gewonnen was , kwamen er in Engeland nieuwe moeilijkheden en deze keer ging het over de beharing .
In 1894 publiceert de heer George R. Krehl , voorzitter en oprichter van de Schipperke Club England , een lang artikel in het Belgische tijdschrift “Chasse et  Pêche”. Hij vertelt daarin de Exter-kennel van de heer Reusens in Antwerpen bezocht te hebben en getroffen te zijn door de schoonheid van de honden die hij daar zag . Ze leken weinig of niets op de Schipperkes in zijn eigen land . De vacht was veel minder hard en de heer Reusens had hem verteld dat wanneer de fok gericht werd op echt hard haar , de kraag en broek daarmee verdwenen .De heer Krehl vermeldt dan vol trots de heer Reusens er toe gebracht  te hebben hem zijn kampioen Hubert (L.O.S.H. 3056) te verkopen . Niet alleen een top-Schipperke maar bovendien eentje die bewezen had uitmuntend  nageslacht voort te brengen . Hij laat weten tot deze aankoop te zijn overgegaan “teneinde mijn vrienden ervan te overtuigen dat de Belgen het bij het rechte eind hebben en dat onze zwarte terriers met hun harde haar en hun prikoren , die wij Schipperkes noemen , niet het juiste type hebben . De Belgische punten zouden “in toto”aanvaard moeten worden”.
Blijkbaar zag de heer Krehl geen kans bestuur en leden van de Schipperkes Club tot zijn zienswijze over te halen , waarop hij als voorzitter  bedankte en een nieuwe Club oprichtte , de St. Hubert Schipperke Club , die wel de Belgische Standaard ging volgen .
Aan de leden van die Club werd de kampioen St.Hubert –onder deze naam werd de hierboven genoemde reu ter ere van Maatschappij St.Hubertus in Engeland ingeschreven – als dekreu aangeboden voor 1 Guinea , terwijl niet- leden 3 Guines moesten betalen . Dit dekgeld werd voor voeding en onderhoud van de reu gebruikt .
De pupjes die uit kampioen St.Hubert geboren werden hadden inderdaad een prachtige niet te harde vacht en een overvloedige kraag en broek , maar de meerderheid van de Engelse keurmeesters bleef het type van de Schipperkes Club England prefereren .

Het gekleurde Schipperke

Waar zowel in Nederland als in België de laatste jaren Engelse en Zuid-Afrikaanse Schipperkes zijn geimporteerd voor de fok , kunnen wij er niet onder uit dit onderwerp te behandelen . Dit  te meer waar de geel gekleurde reu Sylvadown Crocus Boy in 1974 naar Nederland kwam en voor de fok gebruikt werd .
Worden in België en ook in Frankrijk niet-zwarte Schipperkes nimmer ingeschreven in welk stamboek ook , in Nederland kwam deze Sylvadown Crocus Boy zonder meer in het N.H.S.B.
Engeland is geen lid van de F.C.I.(Fédération
Cynologique Internationale) en als zodanig niet gebonden aan het voorschrift dat slechts de Standaard van het land van oorsprong maatgevend is . Voor het Schipperke wil dat zeggen de Belgische Standaard . Dus van het begin af  kleuracceptatie . Immers dat de Northern Schipperkes Club in 1920 het kleurschipperke weer in haar Standaard opnam , bewijst wel , dat de Engelsen die hondjes  ofwel niet kwijt wilden ofwel niet kwijt konden raken . Het is echter onmogelijk gebleken , ondanks inspanningen daartoe , om tot een zuivere kleurlijn te komen . Mrs Barton van de Sylvadown kennel trachtte dit in de zestiger jaren van deze eeuw . Op een gegeven moment meende zij geslaagd te zijn : drie generaties alleen kleur-Schipperkes in het nest . De klap viel bij de vierde generatie :zwarte pupjes werden geboren . Toen gaf ze het op en fokt ze zwart en kleur door elkaar . Haar slotsom  : ze waren van oorsprong zwart en dat laat zich nooit verdringen .

Ook in Zuid-Afrika zijn er fokkers die het kleur-Schipperke prefereren en daarnaar streven .Daar werd de eindconclusie : door het paren van bepaalde combinaties kan men met vrij grote zekerheid komen tot kleur in het nest . Het resultaat blijkt pas bij de geboorte .

Waar komt die kleur nu eigenlijk vandaan ? Dr. Freesman , die evenals de heer Holmes tussen de beide wereldoorlogen een standaardwerkje over het ras uitgaf , geeft als zijn mening dat de oorzaak gezocht moet worden in inteelt . Het is inderdaad een feit dat heden ten dage Engelse fokkers die slechts zwart wensen –en dat zijn de meesten- zich verre houden van welke vorm van inteelt dan ook .
Miss Ormiston , die in de twintiger jaren het Schipperke in Amerika “maakt”, gelooft dat dit slechts de gedeeltelijke waarheid  is . Naar haar mening zou het eerder gezocht moeten worden in een niet-zwarte voorvader , die zijn invloed doet gelden als er aan beide zijden , dus zowel bij de reu als de teef , een niet-zwarte voorvader voorkomt , al is het vele generaties terug .
Laat ons hierbij niet vergeten  dat deze kleurlingen in Engeland in de beginjaren ontstonden . Waarom dan niet in België  ?

De Belgen hadden en hebben de opvatting dat een Schipperke pas als zodanig kan worden aangemerkt wanneer hij naast de andere voorgeschreven kenmerken  ook zuiver zwart van kleur is . Onbreekt deze laatste eigenschap , dan is hij zonder meer een bastaard .
Zich baserend op het oordeel van Miss Ormiston , komt al snel de vraag : hoe vaak wist men in de oude tijd , toen er nog geen enkele registratie van honden bestond , helemaal niets of heel weinig van het voorgeslacht ? Zelfs de ouders waren soms onbekend . Het uitsluiten van de fok van elke hond die niet –zwart is , en dat in België nu al honderd  jaar ook officieel  , heeft uiteraard zijn uitwerking gehad .

Schipperkes met kleurvlekken hoeven wij gelukkig niet in beschouwing te nemen . Immers ook de Engelse Standaard wijst dit geheel af .
De Belgische Standaard stelt uitdrukkelijk een diskwalificatie voor van elk Schipperke met “witte haren bij de geboorte”. Dit houdt  dus niet in , dat een Schipperke die door leeftijd grijs – in feit wit – om zijn bekje wordt of elders op het lichaam , dient te worden afgewezen . Dat is slechts een ouderdomsverschijnsel , dat zich vroeg of laat manifesteert .

Het  hedendaagse Schipperke in Engeland

Ofschoon in Engeland het niet-zwarte  ,meestal gele , Schipperke acceptabel is , blijkt in de praktijk dat de overgrote meerderheid der fokkers slechts naar  zwarte Schipperkes streeft .
Naast de kleur bevat de Engelse Standaard nog enige kleine afwijkingen in voorschrift betreffende poten , kop , en oren  , met als gevolg een ietwat van het Belgische Schipperke  afwijkend type .
Voor fok en bloedvernieuwing zijn de laatste tijd Schipperkes uit Zuid-Afrika , Amerika en zelfs uit België en Nederland geimporteerd  , en is een gewijzigde opvatting over het type aan het ontstaan en gaan de Engelse Schipperkes meer en meer op die uit het Belgische stamland lijken .


DE  GULDEN  TIJD  VAN  HET  SCHIPPERKE



De tijd tussen de twee wereldoorlogen .


Door het oorlogsgebeuren in de jaren 1914-1918 in België lag in dat land de fok en aanschaf van Schipperkes geheel plat . Daarna gingen enkele kennels van voor de oorlog weer aan de gang , terwijl anderen gesticht werden .Zij staan voor altijd met gouden letters in de Annalen van het ras en zijn waard genoemd te worden .Hierbij dient vermeld te worden , dat grotere conglomeraties honden voor de fok bij Schipperkes ongewoon waren en zijn . Normaliter had en heeft een Schipperkesfokker slechts een klein aantal teven en een enkele reu . Dus zuivere liefhebberij en vandaar ook samenwerking tussen de fokkers .

De belangrijkste fokkers in België die de moeite namen zich een kennelnaam aan te schaffen waren :

Fokker  :Kennelnaam :

F.de Coorebijter
van ter Meeren

Demetsvan Gentbrugge
Victor Fally
de l’Obberg
René van der Snickt
de l’Espérance

Emile Schets van de Veeweyde
Auguste Prévost
des Bois Murés
Willocq
du Chaos
Mevr. Firmin Laynoy
des Violettes
J.van der Casseyen
de l’Erèbe
Jozef Goethals
de Wolver
Mevr. J.Drossard  
Da’s
Florimont Verbanck
de Royghem

In Frankrijk , waar in 1928 de Schipperkes Club de France werd opgericht , dienen vermeld te worden :

E. Robert
des Lutins Noirs
G. Arin
de  Ker  Mano

Deze beide , mede oprichters van de Schipperkes Club de France in 1928 en gedurende tientallen jaren respectievelijk voorzitter en secretaris daarvan , hielden  het vol tot de zeventiger jaren !
Daarnaast zijn te noemen :

M.Dekeyser
des Fortifs
Dr. Alexis
de Valencay
Mme. Rada –Tropenas
des Mesliers
M.Pirois
des Folls
M.Loret-Fleurance
des Petits Flamands
Dr. Bourdais
de Pen  Luhern
M.Germond
de Ker Pédag

Ook Nederlandse kennels en hun fokkers kunnen genoemd worden :


A.Kouwenberg
van de Leidsche Zwartjes
Familie Reuser –van Oyen
van de Zwarte Bende
Familie Wolffensperger-Otten
Ge-Wi

Gezien het belang voor het Schipperke van de tijd tussen de beide wereldoorlogen willen wij wat dieper op de belangrijkste kennels ingaan .

BELGIË:

De heer F.de Coorebijter uit Destelbergen noemde zijn kennel naar het kasteel Ter Meeren , waarin hij woonde . Evenals de heren Demets , Fally , van der Snickt en Schets was hij ook reeds voor 1914 actief . De belangrijkste karakteristiek van zijn Schipperkes was de korte vacht . Zijn bloedlijn ging terug naar de Exter-bloedlijn en de beroemde Franz .
De l’Obberg-kennel van Victor Fally komt op de stambomen van de jaren dertig veelvuldig voor .
Zowel hij als zijn vrouw waren keurmeesters en voorvechters  van het kleine Schipperke van rond de drie kilo .

De heer René van der Snickt was net als de heer Fally medeoprichter van de Belgische Schipperkes  Club .Vanaf 1914 was hij secretaris van de Club tot het overlijden van de heer Fally in 1947 , toen hij voorzitter werd tot zijn eigen overlijden in het midden van de vijftiger jaren .Beroemde honden uit zijn kennel waren Pati de Wolver , Kampioen Toto de l’Espérance en Marius des Lutins Noirs (keinzoon van Toto), die in 1932 kampioen werd .

De heer Emile Schets heeft in zijn Veeweyde-kennel zeer veel mooie exemplaren gefokt , waarvan vooral te noemen is Kampioen Poilu , in 1922 kampioen geworden , die van grote invloed op het Schipperkes –bloed was De Veeweyde –honden excelleerden in een goed hoofd met een kort lichaam , wat heel moeilijk  te fokken  is .
De naam van de kennel is afgeleid van de straat waarin de familie Schets in Anderlecht bij Brussel woonde .Na 65 jaar de hondensport beoefend te hebben trok de heer Schets , die beeldhouwer van beroep was zich in 1940 terug . De Nederlandse mevrouw  Wolffensperger was een groot bewonderaarster van de fok van de heer Schets. Toen zij mijn Quicky du Petit Meerdael voor het eerst als pupje van 3 maanden zag , dat was in 1967 , riep zij uit : “Dat is een Veeweyde-hondje , die kennel moet in de bloedlijn zijn “. In de 4
e generatie stond inderdaad Riquette de Veeweyde , maar ook was 9 keer de kennelnaam “de L’Espérance”vermeld . Het waren ongetwijfeld voorouders die er aan meewerkten dat Quicky Nationaal , Internationaal , Belgisch en Luxemburgs Kampioen werd , met als laatste prestatie op dit gebied een reserve-kampioenschap in 1978 op 11 jarige leeftijd op de Herdershondententoonstelling in Den Haag .
De “des Bois Murés”, kennel van August Prevost uit Binche , bestond slechts korte tijd  , maar bracht prachtige honden voort . Van de heer Schets kocht hij Dolette de Veeweyde en fokte daaruit Celtic des Bois Murés . Deze ging naar Dr.Alexis in Frankrijk en werd in minimum van tijd Frans Kampioen . Dolette werd in 1928 beste hond van de Brusselse tentoonstelling . Volgens Victor Fally bezat zij het perfecte type van het ras . Later werd zij aangekocht door de Amerikaanse Miss Ormiston en werd zij de mooiste teef van haar Kelso-kennel . Een andere hond , die door de heer Prevost van de heer Schets werd overgenomen was Marouf de Veeweyde . deze bracht 5 beroemde dochters voort die allen kampioen werden , in België , Frankrijk of Amerika dan wel in 2 van die landen : Boule , Celtic , Alka en Flore , alle 4 met de kennelnaam “des Bois Murés”en daarnaast Dolette de Veeweyde . Celtic des Bois Murés werd tenslotte eveneens door Miss Ormiston aangekocht en ook Boule en Alka staken de oceaan over . De heer Prévost staakte in 1930 zijn fok-activiteiten .

Uit de Wolver-kennel van de heer Jozeph Goethals kwam de in 1924 kampioen geworden Pati de Wolver voort , die werd aangekocht door de heer van der Snickt .

Om in het kort nog een paar bijzonderheden te geven : de heer Willocq fokte in zijn kennel du Chaos met honden uit de l’Erèbe-kennel van de heer van der Casseyen , maar ook met die uit de kennel “Da’s”van mevrouw Drossard . Twee onvergetelijke kampioenen zijn hierbij te vermelden : Da’s Traldaldiere en Arsouille de l’Erèbe.

Zeker dient ook vermeld te worden de heer C.Huges met zijn Sanior-kennel . Het grote belang van de keurmeester en Schipperkes-expert Huges ligt echter vooral in de leiding die hij gaf in Schipperkes aangelegenheden en in de studies over het ras , die hij samen met de keurmeester F.E.Verbanck maakte .Als laatste Belg willen wij noemen de heer Florimont Verbanck , een broer van F.E.Verbanck , en zijn  de Royghem-kennel .Hij startte pas in de dertiger jaren , maar ging wel een leidende plaats innemen .Hij fokte in aanvang voornamelijk met Gentbrugge , Termeeren , Veeweyde  en Espérance bloedlijnen en heeft naar alle waarschijnlijkheid meer kampioenen voortgebracht dan enige fokker in België ooit gelukte . Hij hield het vol tot rond 1960 .

Frankrijk

 
En zo komen wij op de Franse topfokkers die in de twintiger jaren van start gingen en van groot belang werden niet alleen voor de Franse fok , maar ook voor die in het stamland en alle andere Schipperkeslanden ter wereld .Het waren de heren Robert en Arin met hun kennels  “des Lutins Noirs “en “de Ker Mano”.
De heer Robert begon zijn Schipperkesfok in 1920  tezamen met een vriend onder de kennelnaam “de l’Almaz”. Toen zijn vriend in 1924  naar elders verhuisde nam die de kennelnaam mee om zich aan de fok van andere rassen te gaan wijden . De Schipperkes echter bleven achter in Beaulieu-sur-Laon , waar de heer Robert zijn hele leven tot aan zijn overlijden in 1973 , gewoond heeft . met deze honden dus begon de heer Robert de eigen fok onder de kennelnaam “des Lutins Noirs”. Het waren kampioen Tac en zijn 2 zonen Tac  de l’Almaz en Riquet de l’Almaz  . Kampioen Tac was een Belgische importhond , die een goed verervende kampioen bleek te zijn en als voorvader van vele Europese tophonden beschouwd kan worden . Hij woog 5½ kilo , had een prachtig hoofd en de juiste beharing , maar lichaam en oren hadden wat korter gekund .
Zijn zoon Tac de l’Almaz was een ietsje groter dan zijn vader , had een korte lichaamsbouw , een mooi hoofd met kleine oortjes , een goede vacht met iets weinig kraag en broek . Hij was wat zwaar van bouw .
Onder zijn nageslacht zijn vele kwaliteits Schipperkes .
In 1924 kocht de heer Robert bij de heer Auguste Prévost  Alfa des Bois Murés , een prachtige teef , in alle onderdelen perfect , behalve de vacht , waar een lichte golf in zat .
De heer Arin , een buurtgenoot van de heer Robert startte in 1925 in zijn”de Ker Mano”-kennel met Alba des Lutins Noirs  (Ch. Tac  x  Alfa des Bois Murés). Samen kochten de heren Robert en Arin toen een heel nestje bij de heer Prévost , 1 reutje en 2 teefjes , kinderen van Ch. Toto de l’Espérance en Ch. Dolette de Veeweyde . Ondanks deze voortreffelijke voorouders waren deze hondjes uit de “des Bois Murés”-kennel zelf geen tophonden . Dat bleek geen ramp te zijn , want de goede eigenschappen die zij door hun bloed in zich verenigden , kwamen bij hun uitstekende nakomelingen weer naar buiten .
Met de hierboven genoemde Schipperkes werd de basis gelegd voor de Franse fok .
De reu uit het genoemde nestje , Démon des Bois Murés , in combinatie met Alba des Lutins Noirs kregen als zoon Tip de Ker Mano , die kampioen zou worden . Deze Tip werd door de heer Robert overgenomen .

In de herfst van 1929 diende Tip de Ker Mano als dekreu bij zijn tante Perle des Bois Murés .
Kort na deze dekking  was er een Clubmatch voor Schipperkes in Parijs , waar de heer René van der Snickt als keurmeester fungeerde . De heer Robert vond dat hij dat zó goed deed , dat hij hem als blijk van appreciatie het mooiste pupje uit het te verwachten nest beloofde . Dat nestje werd 1 Januari 1930 geboren . De heer Robert kwam zijn belofte na en een reutje uit dat nest  ging naar de heer van der Snickt . Eenmaal volwassen bleek hij aan alle verwachtingen te voldoen en die wellicht nog te overtreffen . Dat reutje was Marius des Lutins Noirs , die in 1932 Kampioen werd en van belang zou worden voor de fok over de hele wereld . Verschillende van zijn kinderen vonden hun weg naar Frankrijk terug , een zoon Binchou de la Buche ging naar Engeland en daar weer een zoon van naar Zuid-Afrika . Ook Amerika nam nageslacht van deze Marius des Lutins Noirs tot zich .
Zonder enig twijfel kan gezegd worden dat practisch alle hedendaagse Schipperkes van het Europese Continent teruggaan naar deze hond , die immers de overgrootvader van Kampioen Bastos de la Haine is , die in 1956 Kampioen werd . Bekijken wij de stambomen van Marius en Bastos dan zien wij een opeenvolging van beroemde kennels en even beroemde honden , dus toevals schoonheden waren het geenszins en hun goede invloed strekt zich tot heden ten dage uit .


NEDERLAND

Over de Rotterdamse kennel “van de Zwarte Bende”van het echtpaar Reuser-van Oyen spraken wij u reeds eerder .Zij fokten in nauwe samenwerking met België voor en na Wereldoorlog I . Hun honden hoorden tot de topklasse . De heer Kouwenberg uit Leiden met zijn “Leidsche Zwartjes”is één van de weinige fokkers , die een zeer groot aantal honden had . In 1933 wordt in een artikel in het tijdschrift “de Hond”gesproken van 38 Schipperkes in zijn kennel . In datzelfde artikel staat een foto met beschrijving van 3 van zijn honden en de vele prijzen door hen behaald . Daaruit blijkt tevens dat ook hij Belgisch materiaal gebruikte uit de kennels de l’Enfer en de l’Espérance .
Omstreeks 1935 komt tenslotte mevrouw Wolffensperger –Otten ten tonele , die met haar echtgenoot Dr. W. Wolffensperger tot in wereldoorlog II hun beste krachten aan het Schipperke zouden blijven wijden .
Het eerste reutje in hun “Ge-Wi”-kennel werd verkregen van de heer Tonnon , een kleinere fokker uit Leiden . Daarna werd uit België geïmporteerd , voornamelijk Veeweyde -hondjes .
Hun succesvolste reu was Kampioen Johan (Kampioen Dyak de Veeweyde  x Alyda) , beroemd in binnen en buitenland . Een prachtig middenslag reutje met een ideale beharing , een kort lichaam en een prachtige kop .                                    
hij werd nationaal , internationaal en Belgisch Kampioen en wist in Parijs in 1937 de wereldtitel te behalen .Zijn mooiste trophée was het bronzen Schipperke gemaakt door de beeldhouwer Willy Anthoons , een schoonzoon van de heer van der Snickt , waarvan slechts 10 exemplaren werden vervaardigd , te winnen door Belgische Kampioenen . Na het overlijden van mevrouw Wolffensperger werd mij dat beeldje toebedeeld , iets , waar ik heel erg trots op ben .
Op aanraden van de bekende Toepoel importeerde mevrouw Wolffensperger de drachtige teef Royd Peggy uit Liverpool . Hieruit werden 4 pupjes geboren , waarvan één licht  crême-kleurig . De vader was Kampioen Kenaknigght . Royd Peggy en haar eveneens zuiver Engelse dochter Ge-Wi’s Betty werden ook eens voorgebracht op de Brusselse tentoonstelling .Keurmeesters waren de experts Huges en van der Snickt , die als hun oordeel gaven , dat hoe mooi van uiterlijk deze beide teven ook waren , zij toch niet geheel beantwoordden aan de voorgeschreven Belgische Standaard .
Het laatste gemengd Belgisch –Engelse nest door mevrouw Wolffensperger gefokt was de combinatie Kampioen Johan  x  Ge-Wi’s Betty . Aangezien ook hiervan het resultaat teleurstelde en vooral de homogeniteit  ontbrak , werden door haar in 1939 alle Schipperkes van Engelse of gemengd bloed uitgesloten .  

Een andere liefhebber uit die tijd was Prof. Dr. Roels te Utrecht , die meerdere Schipperkes bezat . Hierover kunt u lezen in de derde druk van Toepoel’s Hondenencyclopedie onder het hoofdstuk “Temperament en Karakter””. Prof. Roels had de gewoonte Schipperkes mee te nemen naar de Collegezaal , waar hij het dier dan bij zich op een tafel zette .Hij had ze geleerd rustig te blijven zitten en zo keek het hondje dan vol belangstelling met zijn pientere oogjes de Collegezaal in . Zaten de studenten dan soms met een probleem te worstelen , dan zei de Prof. “Zoekt Gij wijsheid , kijk naar deze hond en Gij ziet wijsheid !”.

Alvorens de twintiger en dertiger jaren te besluiten voor wat betreft de Schipperkes op het Europese Continent , willen wij u een opsomming geven van de honden , die in die tijd het meest gebruikt werden door alle fokkers tezamen en die dus de grondslag vormen voor de fok  na 1945 , dus van onze hedendaagse Schipperkes .

Kampioen  
Poilu , geboren in 1918 en kampioen in 1922 werd door de heer Schets  ( de Veeweyde kennel) gefokt . Hij was wel de meest gebruikte reu uit de twintiger jaren . Toendertijd waren er weinig Schipperkes waarvan hij in de stamboom niet als vader of grootvader  (of als allebei) voorkwam . Het was een grote hond van meer dan 6 kilo met een mooi hoofd , een goede vacht , maar een iets te lange rug . Dit laatste kwam helaas ook  bij zijn nageslacht tot uitdrukking . Men heeft hem ook wel aangerekend dat hij gebitsfouten in het ras heeft gebracht , maar hij heeft zoveel teven van allerlei oorsprong gedekt , dat het moeilijk te beoordelen is of deze fouten op zijn rekening geschoven mag worden .

Kampioen
Toto de l’Espérance  volgde hem op , geboren in 1920 en kampioen in 1922 . De fokker was de heer Réne van der Snickt . Deze hond werd nog op zijn tiende jaar op een Brusselse speciale tentoonstelling in 1930  voorgebracht . Hij was mooi en sterk en maakte een machtige indruk . Hij was wellicht iets te massief , maar desalniettemin zeer snel in zijn bewegingen . Ook op de Franse fok van de late twintiger jaren is hij van overwegende invloed geweest .


Kampioen
Marius des Lutins Noirs , kleinzoon van Toto de l’Espérance , waarvan de heer van der Snickt eveneens eigenaar werd , was in de dertiger jaren het meest “en vogue” . Hij was in elk opzicht een tophond die Schipperkes voortbracht die zowel elegant als krachtig waren , met een ideale vacht : een overvloedige kraag , chabot en broek en veel korter haar op de rest van het lichaam .

Ook na de Tweede Wereldoorlog  zijn beroemde reuen , die van grote invloed geweest zijn voortgebracht.   Voorshands willen wij twee daarvan in deze opsomming noemen :

Kampioen
Eastern Hope Freddy , Kampioen in 1941, eigenaar de heer van der Snickt , die wel de meest gezochte dekreu onmiddellijk na de oorlog was . Als zijn nakomelingschap kleiner in aantal was dan van zijn voorgangers , dan komt dat omdat hij in een tijd leefde dat de fok behoorlijk in activiteit had ingeboet . Hij heeft zijn nageslacht zijn mooie hoofd en zijn opmerkelijke vacht overgedragen .

Kampioen
Bastos de la Haine , achter kleinzoon van Kampioen Marius des Lutins Noirs  , gefokt door de heer Linard en kampioen geworden in 1956 . Hij is de belangrijkste nakomeling van zijn beroemde voorvader geworden gezien zijn invloed op de fok in zijn geboorteland België , maar ook in Frankrijk en Nederland . Bastos was een machtige reu met een overvloedige vacht , een uitmuntend hoofd met kleine oortjes en goed kort van bouw .



HET SCHIPPERKE IN DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA .


De tijd tussen de twee wereldoorlogen zou zeker niet volledig geweest zijn, wanneer niet werd gewezen op de rijke geschiedenis van het ras in Amerika . Deze ontwikkeling gaat tot onze jaren door en is tevens van belang voor het West-Europese Continent door importen van Amerikaanse Schipperkes in de laatste decennia in België

Maar vooral in Frankrijk .
Amerika is wel het land waar thans naar aantallen de meeste Schipperkes wonen .

Wie zich op de hoogte wil stellen van de geschiedenis en fok in dat land , kan alles uitvoerig  lezen in het boek “The Official Book of the Schipperke”, geschreven door Vella M.Root en uitgegeven onder auspiciën van de “Schipperkes Club of Amerika”.

Het was één enkele persoon die hiertoe de aanstoot gaf en die van zó groot belang geweest is , dat haar naam niet onvermeld mag blijven : Miss F. Isabel Ormiston en haar Kelso-kennel .

Net als naar Engeland gingen aan het eind van de vorige eeuw een zeer groot aantal Schipperkes naar Amerika en net als naar Engeland kon het aanbod de vraag geenszins bijhouden , en werd rijp en groen geïmporteerd . Eén fokker van voor 1914-1918 dient genoemd te worden : het echtpaar Verhelle te Somerville , waarvan mevrouw Verhelle een Belgische van geboorte was . Zij fokten in hun in 1910 opgerichte Yperland-kennel  de reu Yperland Black Skipper , het eerste Schipperke dat met de eer van “beste hond van de tentoonstelling “in de Verenigde Staten ging strijken . De heer Verhelle wordt wel de “Vader van het Ras “in Amerika genoemd .
Ook in die tijd bestond er reeds een Schipperkes  Club , die echter tijdens de Eerste Wereldoorlog verdween .Na  Wereldoorlog I ging Miss Ormiston zich voor het ras intresseren en ging op welhaast wetenschappelijke wijze aan de gang . Zij begaf zich naar Europa en begon met de geschiedenis van het ras in al zijn aspecten te  bestuderen . Daarbij liep zij tevens in België , Frankrijk en Engeland de tentoonstellingen af en stelde zich op de hoogte van de stand van het ras en de rastypen .
Pas daarna ging zij tot aankopen voor haar fok over , voteerde voor het Belgische Schipperke en schafte zich slechts kampioenen of bijna kampioenen aan . Deze honden zijn de stamvaders van het huidige Amerikaanse Schipperke geworden .Haar eerste aankoop was Flore de Veeweyde in 1924 , gevolgd door meer honden uit die kennel en verder uit de kennels “des Violettes”, “des Bois Murés “ , “de Ter Meeren”, in totaal voor de start met een tiental honden .Hiervan kon al spoedig een groot aantal zich Amerikaans Kampioen noemen . Haar Kelso-kennel die tot haar overlijden in 1954 bestond , heeft in totaal een honderdtal kampioenen voortgebracht .
Waarschijnlijk zijn met Kelso Schipperkes een groter aantal succesvolle Amerikaanse kennels van start gegaan  dan op basis van enig andere kennel in dat land .

In 1939 werd de beroemste Kelso-reu geboren , Kampioen Maroufke of Kelso , die volgens het oordeel van zowel Amerikaanse als Belgische rasspecialisten onvergelijkelijk mooi was , maar wiens grootste verdienste zijn nageslacht van hoge kwaliteit geweest is .
Kampioen Maroufke of Kelso was een kleinzoon van twee Belgische importen , namelijk Kampioen Max de Veeweyde en Kampioen Flore de Veeweyde .
Maroufke of Kelso had onder zijn zonen en dochters meer dan dertig kampioenen , terwijl het nageslacht daar weer van een niet te tellen aantal kampioenen heeft voortgebracht . Op grond hiervan kan wel gesteld worden dat de hedendaagse Amerikaanse Kampioenen praktisch allemaal terug te voeren zijn op Kampioen Maroufke of Kelso en deze hond dus een zeer unieke plaats in de geschiedenis van het ras in de U.S.A. inneemt .

Miss Ormiston heeft onvoorstelbaar veel voor het ras gedaan . Niet alleen door haar nauwgezette wijze van fokken , maar tevens door de vele publicaties van haar hand . Daarbij bracht zij eveneens anderen tot schrijven , vooral de topfiguren uit andere landen over de fok in hun eigen land . Hierdoor is veel kennis bewaard gebleven .Ook stond zij altijd klaar om andere fokkers en nieuwelingen in dit vak met raad en daad bij te staan . Daarbij was zij vanaf de oprichting tot haar overlijden in 1954  Secretaresse van de Schipperkes  Club of Amerika , die de grootste Schipperkes -rasvereniging ter wereld werd .

De oprichting van die Club vond plaats in April 1929 . Dit had in verband met de Standaard nogal wat voeten in de aarde . Een aantal fokkers van de oude Amerikaanse stam en aanhangers van het Engelse type verzetten zich tegen de Belgische Standaard , vooral  tegen het voorschrift van ”uitsluitend zwart”.
De kwestie werd op de eerste ledenvergadering uitvoerig doorgesproken en toen werd gevoteerd voor een Standaard die praktisch een letterlijke vertaling van de Belgische Standaard was .
In 1935 werd deze Standaard nog eens onder de loupe genomen en toen werd uitdrukkelijk vastgesteld dat het Schipperke dicht behaard  met een opmerkelijke kraag en broek moest zijn . Een afwijking tussen de Amerikaanse en Belgische Standaard is het voorschrift voor de poten , waaromtrent in de Belgische Standaard staat “fijn van beendergestel “en in de Amerikaanse  “in proportie “. Tenslotte werd in 1959 nog een clausule in de Standaard  opgenomen , waarin werd vastgesteld dat elk Schipperke dat anders gekleurd dan geheel zwart gediskwalificeerd moest worden . Al deze voorschriften werden door de American Kennel Club bekrachtigd .

De laatste kampioen door Miss Ormiston gefokt was de in 1952 geboren Othello II of kelso , die stamvader werd van bloedlijnen met verschillende kampioenen .
Na haar overlijden gingen de Kelso-Schipperkes over naar de Marlese –kennel in New –York en de Lo-Bale –kennel in Missouri , zodat deze uitmuntende bloedlijnen niet verloren gingen .

Gezien het Amerikaanse Standaard-voorschrift over de poten , waren zij over het algemeen wat zwaarder van bot In de zestiger jaren gingen zij langzaam aan iets van aspect veranderen en zetten de volgende verschillen met het Belgische Schipperke door :
--
de lichamen wat breder en dikker ;
--
de poten korter en dikker ;
--
de nek wat korter en daardoor het hoofd minder hoog gedragen ;
--
de beharing op het lichaam aan de lange kant .

Het Schipperke in de Verenigde Staten weet het meer dan eens tot “Best in Show”te brengen , iets wat in Europa tot de heel grote uitzonderingen behoort .
Ook na het overlijden van Miss Ormiston bleven fokkers en liefhebbers in ruime mate bestaan en zijn in verschillende Staten Clubmatches met zo’n 70 Schipperkes een normaal verschijnsel .

 

 

 

DE  RECENTE  GESCHIEDENIS  VAN  HET  RAS  IN  BELGIË



In het tijdbestek tussen  1945 en 1988 zien wij in België periodes  met veel en weinig fokactiviteiten en met verschillen in opvatting daaromtrent . Maar steeds waren er die het Schipperkesvaandel hoog hielden . Zo rond 1970 , toen de heer Linard (de la Haine-kennel) door zijn overlijden was weggevallen en de heer Schamps (de la Mottelette-kennel) in de laatste jaren van zijn fok weinig of niet meer exposeerde , was het in feite nog slechts één enkele fokker die met zijn goede Schipperkes er voor  zorgde dat tentoonstellingen niet verstoken bleven van het ras en stug doorwerkte . Het was de heer E.A.Dumon met zijn echtgenote en de honden uit hun öf Little Guardian-kennel”. Gelukkig kwam al spoedig verandering in deze toestand en zijn er thans in België voldoende jonge enthousiaste fokkers .

Na 1945 bleven slechts twee fokkers van voor de oorlog over : Louis van der Snickt (de l’Espérance-kennel) ,en Florimont Verbanck (de Royghem-kennel)  die respectievelijk tot 1955 en 1960 op de oude voet doorgingen .
Zij bleven niet alleen staan , want vanaf 1945 gingen nieuwe fokkers hun gelederen versterken . Hiervan willen wij slechts die kennels noemen , die van belang zijn geweest voor de verdere doorfok van het ras .
De eerste nieuwkomer was de heer D.Prévot uit Binche met zijn kennel (de la Cordonnerie) , die prachtige honden heeft voortgebracht . Door zijn vroegtijdig overlijden was deze kennel van beperkte tijdsduur . De fakkel werd overgenomen door de heer Léon Linard te Haine-Saint-Pierre , die de beste exemplaren van “la Cordonnerie “overnam in zijn “de la Haine-kennel”. De heer Linard fokte tot zijn overlijden in 1968 .
Hij wees het steeds meer in de mode komende kleine Schipperke af en noemde zich “voorvechter van het klassieke Schipperke”Zijn roem werd vooral gemaakt toen hij Bastos de la Haine wist voort te brengen , één van de meest gebruikte fokreuen in de vijftiger jaren . Voor bloedvernieuwing importeerde de heer Linard uit Amerika de reu Ebony Ace of Ja-Mar , die de beste bloedlijnen uit dat land in zich verenigde .

Omdat vele Belgen nu eenmaal van kleine hondjes houden , kwam in de vijftiger jaren de tendens “hoe kleiner hoe gemakkelijker verkoopbaar”, en waren er  die zich daarop gingen toeleggen . Zij gingen daarbij niet altijd even gewetensvol te werk .Toch waren er die daarbij tevens bleven trachten om desondanks goede Schipperkes van klein formaat voort te brengen . De meest opmerkelijke in dit verband was de heer P.Drabs te Nethen bij Leuven en zijn “du Petit Meerdael-kennel”. Waar de heer Drabs jarenlang Voorzitter van de Koninklijke  Schipperkes Club geweest is en daarbij een trouw exposant , is zijn voorkeur voor het kleine jarenlang van grote invloed geweest .Dat kleine Schipperkes ook mooi kunnen zijn , bewees hij met de in 1964 kampioen geworen Gigi du Petit Meerdael , die 2,75 kilo woog .Daarnaast diens zoon en evenbeeld Ortipo du Petit  Meerdael  met als moeder de Franse teef Ketty du Val des Roses . Deze beide kleine reutjes hadden het goede Schipperkeshoofd , perfecte donkere amandelvormige oogjes , waren prachtig vierkant van bouw op fijne pootjes  tyerwijl vacht , kraag en broek ook waren zoals het zijn moet .
Ondanks de voortdurende protesten vvan de Secretaris van de Schipperkes Club de France tegen deze kleinfok , werden toch verschillende nakomelingen van deze beide honden door Franse fokkers aangekocht , waarvan wij willen noemen Mme Rivollier (kennel van de Leuwen) en M.Delsipée (kennel du Château Marocain) . Op de stambomen van deze honden vele bekende en beroemde kennels : naast de l’Espérance-kennel ook die van  “des Néopénates”, waarvan de dochter van de heer van der Snickt eigenares was .
      Zij was gehuwd met de beeldhouwer Willy Anthoons .
Dan zien wij de kennels “de Vieux Tournai”en ”van Sint Anna Pede”, terwijl de la Haine-kennel evenmin ontbreekt . Op de stamboom van Kampioen Gigi du Petit Meerdael staan ook nog de in 1941 kampioen geworden Estern Hope Freddy en Riquette de Veeweyde .
De Franse teef  Ketty du Val des Roses , de moeder van Ortipo du Petit Meerdael , was zelf een dochter van Kampioen Fripon des Lutins Noirs en Kampioen Dolce de l’Espérance , dus Frans –Belgische fok .
Een laatste teef die door de heer Drabs werd aangekocht was Lucia de la Haine , dochter van Kampioen Bastos de la Haine en de in 1960 kampioen geworden Ella de la Haine . Een dochter van deze Lucia de la Haine , met als vader Ortipo du Petit Meerdael , Kampioen Rika du Petit Meerdael , was één der eerste teven die in 1968 werd aangekocht door de Nederlandse “van het Crispijngilde-kennel”. Een andere aankoop uit deze kennel was Quaprice du Petit Meerdael , dochter van Ortipo en Ibelle du Petit Meerdael . Deze teef ging een paar jaar later naar de familie Hörburger in Rotterdam , al van oudsher Schipperkes liefhebbers . Naast deze beide Meerdael –teefjes gingen zo’n tien jaar daarvoor reeds Schipperkes uit die kennel naar Nederland , waarvan wij willen noemen Kampioen Iago du Petit  Meerdael , zoon van Gigi en Hugette du Petit Meerdael . Deze Iago was de fokreu bij uitstek in de “van der Schans –kennel”van de heer J.E.Moonen in Nederweert .


Omstreeks 1960 beëindigde de heer Verbanck zijn fok in zijn “de Royghem-kennel” en al zijn overgebleven honden werden overgenomen door de heer Schamps die er in zijn “de la Mottelette-kennel”de Schipperkesfok mee begon . Even daarvoor gingen 2 prachtige Royghem-teefjes naar Nederland naar de fokker J.H.de Groot in Zutphen: Bellone en Daphne de Royghem , moeder en dochter . De heer Schamps was een Belg die in Noord -Frankrijk woonde . Hij vulde de “de Royghem” honden aan met “de la Haine”-Schipperkes en zou veel roem met zijn fok verwerven in België en Frankrijk . Hij fokte door tot zijn overlijden in 1973 . De meest naar voren komende Schipperkes uit de Mottelette-kennel zijn wel :
-
de kleine Amerikaanse import Kampioen Topwatch Buccaneer , zoon van Sky Rocket of Ja-Mar en                          
              Kampioen Huchette des Lutins Noirs (dus Amerikaans / Frans  bloed);
-
diens twee zonen , Noukit en Naquit de la Mottelette met als moeders  Jiji  en Jitane de la Mottelette ;
-
de teef Jitane de la Mottelette , dochter van Kampioen Bastos de la Haine en Futée de Royghem ;
-
haar dochter Petula de la Mottelette , met als vader Kampioen Topwatch Buccaneer .    

Deze honden hebben allen grote invloed gehad en hebben dit heden ten dage nog op de fok in België , Frankrijk en Nederland .

In de zestiger jaren gingen ook de heer E.A.Dumon en zijn echtgenote Mevr.Dumon de Gheus d’Elzenwalle zich aan de fok wijden in hun “of Little Guardian-kennel”. De heer Dumon was jarenlang Secretaris en tenslotte Voorzitter van de Koniklijke Schipperkes Club . Hij was een getrouw fokker en exposant en streefde naar het middenslag-Schipperke , waardoor  hij jarenlang een tegenwicht vormde ten opzichte van de kleinfok van de heer Drabs . Honden uit zijn kennel , die van grote invloed geweest zijn , vooral op de Nederlandse fok , zijn :
-
Kampioen Rudy de la Mottelette , de zoon van Kampioen Topwatch Buccaneer en Jitane de la
             Mottelette ;
-
Internationaal Kampioen Ullé of Little Guardian , zoon van de Franse reu Qrack du Château Marocain
-
en Kampioen Petula de la Mottelette . Een mooi ,klein , pittig reutje;
-
de teef Pina des Forges Monceux , dochter van Lord van Sint Anna Pede en Nigra de la Haine ;
-
Serge het Zwarte Duiveltje , zoon van Micky en Nelly het Zwarte Duiveltje , die voortkwamen uit de
bloedlijnen “du Vieux Tournai”en “Petit Meerdael”. Desondanks was Serge een middenslag Schipperke De heer en mevrouw Dumon staakten om gezondheidsredenen met exposeren in 1976 , maar de fok ging door tot het overlijden van de heer Dumon in 1979 .

Ook de fokker de Vuyst en zijn kennel “het Zwarte Duiveltje “dient genoemd te worden . In vele Belgische stambomen komen honden uit die kennel voor. Hij fokte tot zijn overlijden in 1973 , maar exposeerde toen al lang niet meer . Tenslotte nam hij zelfs de moeite niet stambomen aan te vragen . Eén van die stamboomloze produkten kwam in 1973 voor het eerst op de Brusselse tentoonstelling . Deze Vskippy , een reutje van rond 4½ kilo, stak zijn kleine oren parmantig en perfect omhoog en verwierf U-1 in de jeugdklas . De eigenares Mevr.Y.Costard kreeg daarmee de smaak te pakken en toonde deze hond jarenlang , steeds met uitstekend resultaat . Hierdoor werkte zij in de midden-zeventiger jaren . toen slechts weinig Schipperkes zich voor tentoon-stellingen in België inschreven , mee aan de propaganda voor het ras , en was als zodanig van belang . Dat Vskippy op tentoonstellingen mocht komen , ligt aan de Belgische bepalingen , dat honden zonder stamboom en eigendom van een Belg zijn , mogen worden ingeschreven . Behaalt zo’n hond twee keer de kwalificatie “Zeer Goed”, dan wordt hij ingeschreven in de Bijlage van het Belgische stamboek , het A.L.S.H. (Annexe Livre Saint Hubert) en verkrijgt de zgn. “roze”stamboom , die pas “wit”wordt  - dus inschrijving in het Belgische stamboek L.O.S.H. (Livre des Origines Saint Hubert) – voor de nakomelingen die in doorfok met stamboekhonden een drie generatie stamboom vanaf die “roze”voorvader of voormoeder heeft verkregen . Normaliter wordt door Belgische fokkers en zeker door fokkers in Frankrijk en Nederland zo’n hond nooit gebruikt . Immers voor de fok wil men graag de volledige bloedlijn weten en die is voor een A.L.S.H.hond niet te achterhalen .

Om nog enige kleinere fokkers te noemen :
-
de “Oblats-kennel”van een pater uit het klooster Oblats de Marie Immaculée . die slecht korte tijd fokte    en de fok moest staken wegens zijn uitzending naar Afrika . Hij gebruikte de “la Haine”honden naaankoop van de heer Linard van de Amerikaanse reu Ebony Ace of Ja-Mar en in zijn fokprodukten naast Bastos de la Haine hele reeksen Amerikaanse voorvaders . Eén van die fokprodukten , Valentine des Oblats , ging naar de beginnende “Moerheuvel-kennel”van de heer M.A.van Breda in Moergestel ;
-
de “van Sint Anna Pede-kennel”van het echtpaar Moreels , die eveneens met de “la Haine”honden werkten en Kampioen Luc van Sint Anna Pede fokten , die naar Nederland kwam en via de heer Saes
 
in Nederweert terecht kwam bij de heer van Rodijnen in Wijchen bij Nijmegen in zijn  “van
 
Sanguinicus-kennel”. Deze Kampioen Luc van Sint Anna Pede werd vader van de bekende Nederlandse
hond Kampioen Peerke ;  
-
de Comolof-kennel van het echtpaar Visée , die als fokreu de machtig mooie zoon van  Bastos de la
Haine gebruikten , nl. Kampioen Kuno de la Haine . Een dochter daarvan Tosca du Comolof vond haar weg naar de “van de Holzhoeve-kennel”van de heer H.Hemink .

En zo komen wij langzaam maar zeker wat dieper in de zeventiger jaren , toen een nieuwe wind ging waaien , gebaseerd op het beste van de voorafgaande periode , van wederopbouw van de Koninklijke Schipperkes Club , waarvan de expert en keurmeester Geo Tanghe zich in 1974 bereid verklaarde het voorzitterschap te aanvaarden , de tijd ook dat nieuwe serieuze speciaal-keurmeesters zich gingen voegen bij de merendeels vergrijsde specialisten uit de afgelopen tijd , die dan ook helaas voor een groot deel door overlijden afvielen , de tijd die de opmars van het Schipperke in België , Frankrijk en Nederland tenslotte zal bestendigen .

De aantallen die zich op tentoonstellingen tonen zijn met sprongen vooruit gegaan . Op de Clubmatch van de Koninklijke Schipperkes Club in Diepenbeek in 1979 werden 62 Schipperkes ingeschreven . Beste teef werd daar de in Nederland gefokte  Ebonita . Hetzelfde aantal van 62 honden  behaalde de Schipperkesdag 1979 in Voorthuizen in Nederland  , waar beste van het ras het Belgische fokprodukt  Zombi d’ Arlyvan werd en beste teef het in Belgisch bezit zijnde Nederlandse fokprodukt Jitta van de Noord-Oosthoek . De Clubmatch 1979 van de Schipperkes Club de France kwam tot 40 Schipperkes met als winnaar de reu Maroufke du Bois du Tôt . Bekijken wij de foto’s van deze prijswinnaars , dan valt de homogeniteit onmiddellijk op . De aantallen Schipperkes op de hierboven genoemde Clubmatches werden daarna nog hoger .
Want gelukkig , het streven is niet de kwantiteit , maar in de eerste plaats de kwaliteit . Men streeft er naar Schipperkes te verkrijgen die naar uiterlijk en karakter de voorschriften van de Standaard zoveel mogelijk nabij komen . Over het algemeen probeert men te komen tot middenslag Schipperkes van rond de 5 tot 6 kilo , waarbij de indruk bestaat dat Frankrijk ook graag wat zwaardere honden ziet . Maar het doel van allen is te komen tot goedgebouwde Schipperkes met een goede kraag en broek en een mooie kop met kleine oortjes en donkere amandelvormige oogjes . Vaak hoort men na een keuring de keurmeester de verzuchting slaken : “De kwaliteit lag gemiddeld zo hoog , dat mijn taak wel uiterst moeilijk werd en op kleinigheden gelet moest worden”.

Omstreeks 1970 begon de nieuwe bloeitijd voor het Schipperke in België . Wij willen vooral die fokkers naar voren halen die daarvoor de eerste stoot gaven om daarna door vele anderen  gevolgd te worden . Van belang zijn uiteraard de honden waarvan gebruik werd gemaakt en die de grondslag legden voor het hedendaagse Schipperke in het stamland van het ras .

De meest naar voren springende figuur uit deze nieuwe tijd was wel mevrouw Lisette Vanhove , van 1972 tot 1974  Penningmeesteresse en van 1974 tot 1986 Secretaresse van de Koninklijke Schipperkes Club . Lisette Vanhove was de grote voorvechtster van het ras en blies de Club nieuw leven in .Ook was zij bereid beginnende  fokkers met raad en daad ter zijde te staan .
Zij begon de fok in 1970 en haar  importen en de daaruit gefokte d’Arlyvan hondjes zijn van eminent belang geworden voor de wederopbouw van het ras in België , maar ook in Nederland .

In 1970 begonnen  met”Petit Meerdael”, “Comolof”en “Zwarte Duiveltjes”, importeerde zij na 1974 uit Frankrijk de teef  Valse du Château  Marocain , dochter van Kampioen Pitou des Lutins Noirs en Rita du Château  Marocain  , en de reu Lux de Saint Macaire , zoon van Vamp d  ‘Aquila Meldensis en Ida de la Petit Fortune , die tenslotte Nederlands , Belgisch en Internationaal Kampioen zou worden .
Uit deze beide honden werd Cleo d’Arlyvan geboren die naar de Nederlandse kennel “van het Zwarte Schipperke “van de familie Kabbedijk ging . Lux zelf verhuisde na een paar jaar naar de Nederlandse “Moerheuvel-kennel” van de heer van Breda uit Moergestel .

Uit Italië kwamen  naar de d’Arlyvan kennel : Kampioen Filippo della Rosa del Santerno , zoon van Kampioen Julo de Ker Mano en Kampioen Janou du Parc de l’Hay , ook Ladylena della Rosa del Santerno  met dezelfde ouders kwam naar d’Arlyvan .
Uit deze Ladylena werd Facco d’Arlyvan geboren , die Kampioen zou worden , en als vader Duts d’Arlyvan had. Deze Facco werd zelf vader van een nestje van 2 teefjes in de Nederlandse kennel van de heer P.Bouhuyzen van het teefje Iska van het Zwarte Schipperke .
Ladylena was ook de moeder van Ginette d’Arlyvan met als vader Kampioen Qued de la Noue St. Eloi van de heer  Luc Claeys .
Kampioen Facco d’Arlyvan en Ginette d’Arlyvan gingen naar de in 1979 opgerichte kennel van de “Heikenshoeve”van de heer Jan Blockx , waarheen ook Kampioen Filippo della Rosa del Santerno ging .
Hasha d’Arlyvan , dochter van Cuno d’Arlyvan en Ladylena della Rosa del Santerno ging naar de Nederlandse kennel van mevrouw J.Wehrens- van der Linden , en werd al spoedig kampioen .
Ladylena zelf ging al spoedig naar de in 1984 opgerichte kennel “het Turkenhof”van de heer Theo Kools en werd daar o.a. moeder van Kara van het Turkenhof .waarvan de vader Iff d’Arlyvan is . Deze Iff d’ Arlyvan en zijn zuster Iris d’Arlyvan , kinderen van  Hairos van het Kumtichshof en Juno gingen reeds eerder naar de kennel van Theo Kools .

Kijkt men in de catalogi van Belgische tentoonstellingen van de laatste jaren dan blijkt daar uit dat vele Belgische Schipperkes door hun ouders d’Arlyvan bloed voeren . Wij deden hierboven slechts een greep uit de honden die van groot belang zijn gebleken . Na het overlijden van Lisette Vanhoven lieten haar beide dochters Birgitte en Arianne Crabbé weten door te zullen gaan met de fok , zodat verwacht kan worden dat ook in de toekomst d’Arlyvan Schipperkes zullen worden geboren .

De " la Quiévre-kennel”van de heer Norman Deschuymere begon rond 1972 vooral met honden uit de Franse kennel “du Château Marocain”van de heer Delsipée . In 1976 wist de heer Deschuymere beslag te leggen op
Kampioen Pirate de la Mottelette , zoon van Kampioen Topwatch Buccaneer en Jitane de la Mottelette , dus van Amerikaans/Frans bloed en broer van Kampioen Rudy de la Mottelette van de heer E. Dumon .
Ofschoon Pirate in de eerste helft van de zeventiger jaren ongeslagen kampioen was in België , was er nog nooit met hem gefokt . Daar kwam toen verandering in en ging het bloed van deze tophond niet verloren .
Een dochter van Pirate , Bellone de la Quiévre , met als moeder Alpha de la Quiévre ging in 1977 naar de d’Arlyvan kennel van mevrouw Vanhove .

Dock d’Arlyvan , een zoon van deze Bellone met als vader Lux de Saint Macaire ging in 1979 naar de kennel van de heer Wouters , terwijl Betty de la Quiévre , dochter van Pirate en Junon du Val du Chartreux naar de Lampegat kennel van de heer Rex Keeman ging .

Nog een zoon van Kampioen Pirate de la Mottelette met als moeder Kampioen Anie du Château Marocain , ging naar de “de Colnagos-kennel”van de heer G.Paesschezoone . Behalve dat hij met deze Azor de la Quiévre verder fokte en hem ook met goed gevolg op tentoonstellingen uitbracht , lag de grote verdienste van de heer Paesschezoone vooral bij het de spits afbijten voor wat betreft de gehoorzaamheidstraining met Schipperkes .
Binnen drie maanden had Azor het hele Belgische dressuur-programma onder de knie en kwam hij reeds bij de eerste dressuurwedstrijd waaraan hij meedeed tussen enige tientallen grote joekels als derde beste uit de bus .
Het was ons bekend dat in de verenigde Staten en Zuid-Afrika  met Schipperkes gewerkt werd , maar na de successen van Azor ging men zowel in België als Nederland zich wijden aan  de gedrag en gehoorzaamheids oefeningen met Schipperkes . Daarna hadden onze honden eveneens succes bij de behendigheidswedstrijden en de examens voor Uithoudings Vermogen .

Een fokker die rond 1976 op het toneel verscheen en nauw heeft samengewerkt met mevrouw Vanhove is de heer Luc Claeys en zijn “Kumtichshof” kennel . Hij excelleert in Franse honden , waarvan wij willen noemen:
-  Kampioen Qued de la Noue Saint Eloi , zoon van Kampioen Skip du Parc de   l’Hay en Lakme de l’Orchidée Noire;
-  P’tite Pouce du Parc de Blossac , dochter van Kampioen Job de Ker Mano en Kampioen Idole de la Petite Fortune .
Maar zijn belangrijkste aankoop was wel Kampioen Jitta van de Noord-Oosthoek , dochter van Mammouth du Parc de l’Hay en Basja van de Noord-Oosthoek , een Nederlands/Frans fokprodukt . Dit teefje verenigd in zich het beste Belgische , Franse  en Nederlandse bloed door haar grootvaders Kampioen Skip du Parc de l’Hay en Kampioen Peerke .Vele Belgische fokkers namen nageslacht van Kampioen Jitta in hun kennel op , zoals bijvoorbeeld Gust van het Kumtichshof , Iwan van het Kumtichshof  en Hairos van het Kumtichshof in de “Heikenshoeve-kennel”van de heer J.Blockx ; Igor van het Kumtichshof ging naar de kennel “van de Drie Schansen “van de familie Walders-Cardinaels
De vader van Kampioen Hairos van het Kumtichshof is de Franse reu Kampioen Qued de la Noue Saint Eloi .Kampioen Jitta van de Noord-Oosthoek bleek een goed verervende teef te zijn , om slechts een paar van haar kleinkinderen te noemen :Kampioen Julio van de Heikenshoeve met als vader Hairos van het Kumtichshof en met dezelfde vader Jorre van de Drie Schansen .

Hierboven zijn de baanbrekers voor het huidige Belgische Schipperke opgesomd . Doordat het ras sinds het midden van de zeventiger jaren steeds meer in de lift is gekomen , heeft een vrij groot aantal fokkers zich hierbij gevoegd , die ofwel gebruik maken van de fokprodukten van de hierboven aangehaalde kennels , ofwel zelf honden hebben geïmporteerd .Enkele daarvan zijn ook te vinden op de voortgezette afstammingslijst van Kampioen Bastos de la Haine Het zou in dit korte bestek te ver voeren een uitgebreide lijst van fokkers met hun fokprodukten op te nemen . Daarnaast zijn van de genoemde fokkers lang niet alle honden opgesomd . Het doel was slechts de trend van de huidige fok enigszins naar voren te halen , ingezet door enkelen en doorgezet door meerderen .

Naast de reeds genoemde kennels :
d’Arlyvan              eigenaar  Mevrouw E.Vanhoven

de Drie Schansen     eigenaar  echtpaar Walders
la Quiévre              eigenaar  Dhr. N.Deschuymere

Vrouwvliet
    eigenaar Dhr. H.Wouters
het Kumtichshof     eigenaar  Dhr. L.Claeys

het Turkenhof  
eigenaar Dhr. Th.Cools
van de Heikenshoeve eigenaar Dhr.J.Blockx

het Lampegat
eigenaar Dhr. R.Keeman
Verder kunnen nog genoemd worden :
de Notelaar
eigenaar Dhr.L.Dilles
de Nekker
eigenaar Mevr. G.v.d.Werf
Petit Néry
eigenaar Dhr.L.Coppens
Ferminshuis
eigenaar Dhr.F.Suetens
‘t Herent
eigenaar Fam. Kuylaars
Gellynckhaus
eigenaar Dhr J.Vercammen .

DE   FOK   IN   DE   EUROPESE  F.C.I.-LANDEN  NA  1945

In 1911 werd opgericht  de Internationale Kynologische Organisatie Fédération Cynologique Internationale (F.C.I.) , bij welke oprichting Nederland een leidende rol heeft gespeeld . Er werden reglementen opgesteld met het doel te komen tot een eenheid van voorschriften in de aangesloten landen .Deze voorschriften zijn tot  heden practisch gelijk gebleven .Eén daarvan betreft de rasvoorschriften , dus de Standaard van elk ras , waarvoor alléén het land van oorsprong het recht heeft die vast te stellen . Gezegde raspunten bezetten bindende kracht binnen de F.C.I.

Naast het stamland Belgié zijn het binnen de F.C.I. vooral de lid-zijnde organisaties in Frankrijk en Nederland die in Europa van belang zijn voor het Schipperke . Zoals u in de vorige hoofdstukken heeft kunnen lezen heeft er tussen genoemde landen steeds voeling bestaan en zijn Schipperkes voor de fok uitgewisseld .

FRANKRIJK

In dat land zijn vanaf dat het van start ging in de twintiger jaren vele serieuze fokkers geweest en heeft men doelbewust gestreefd naar de vervolmaking van het Schipperke .
Wereldoorlog II maakte ook daar een einde aan de grote bloei van het ras , waarna een tijd van relatief weinig fokkers onstond . Maar langzaam aan begon de vooruitgang weer en wellicht staan wij thans aan het begin van een nieuw tijdperk . Een goede stoot in die richting werd gegeven door het zich in één Kynologische Unie te verenigen van de Club der Belgische  Herdershonden en die van  de Schipperkes , waartoe in 1974 besloten werd .Dit had tot gevolg dat meerdere fokkers van “grote”Belgische Herders het kleine Belgische herdertje ontdekten en in hun fok opnamen , waarmee zij het voorbeeld van de volijverige Voorzitster van de Schipperkes Club de France , mevrouw M.Charneau , volgden .Deze bezat in haar “du Parc de la Hay-kennel”reeds lang de grote en de kleine zwarte Belg , de Groenendaeler en het Schipperke . Zij werd gevolgd door de dierenarts en Secretaris –Penningmeester van de Club Français du Chien de Berger Belge , Dr. Y.Surget , om slechts een enkele te noemen .

De eerste die na 1945 van start  ging was wederom de heer E.Robert en zijn kennel “des Lutins Noirs”. Opnieuw wende hij zich tot België en importeerde de reu Suka de la Cordonnerie en twee teefjes uit dezelfde kennel  n.l. Vivette en Yvotte de la Cordonnerie . Alle drie waren het  nakomelingen van zijn eigen fokprodukt Kampioen Marius des Lutins Noirs  . Wat later komt , naast andere fokkers , ook de heer Arin en zijn “De Ker Mano -kennel”weer op het toneel .

Rond 1960 staakten de heren Delsipée van de  du Château Marocain kennel en Schamps van de  de la Mottelette kennel hun fok van respectievelijk Bouviers en Belgische Herdershonden om zich uitsluitend aan het Schipperke te gaan wijden en daarin grote successen te behalen .

Bij de “du Château Marocain”honden kwamen meer dan eens staartloze geboorten voor en hadden meerdere Schipperkes de neiging om op hun achterpoten staande met de voorpootjes te “bidden”. Een veel door de heer Delsipée gebruikte fokreu was Kampioen Nizam , een kleinzoon van Kampioen Bastos de la Haine . Maar in zijn kennel was  eveneens des Lutins Noirs en Petit Meerdael bloed aanwezig , terwijl er fokcontacten ontstonden met de in dezelfde streek wonende Mottelette kennel van de heer Schamps . In deze kennel wordt de Belgische en Franse fok geheel verweven . Begon de heer Schamps met de Belgische Schipperkes “de Royghem”en de La Haine , daarna richtte hij zijn fok eveneens op Frankrijk .

Zowel de heer Delsipée als de heer Schamps gingen met de fok door tot aan hun overlijden in de zeventiger jaren . De heer Delsipée was hoogbejaard , ver over de tachtig , toen wij rond 1980 zijn markante grote gestalte met de Baskenmuts , op de Belgische tentoonstellingen moesten gaan missen .

Bij de Franse Schipperkes dient vooral de infok van Amerikaans bloed vermeld te worden . Nadat in de vijftiger jaren mevrouw Hévin door haar Amerikaanse import van Oliver II of Kelso en een drachtige teef voor haar kennel " du Bord des Etangs”de weg naar dat land gewezen had , kwam als een “Deus ex Maquina”de heer R. Allen letterlijk uit de lucht vallen . Deze heer Allen was eigenaar van de Amerikaanse Topwatch-kennel , vooral een liefhebber van hondentraining en van beroep vliegenier . In deze hoedanigheid vloog hij vaak naar Frankrijk en zocht in dat land aansluiting bij de Franse fokkers . Al spoedig kwam hij daardoor in contact met  Voorzitter  en Secretaris van de Schipperkes Club de France , de heren Robert en Arin , met als gevolg een ruime uitwisseling tussen Frankrijk en Amerika . Niet alleen werden door beide partijen honden aangekocht , maar ook vlogen  reuen en teven wel voor een dekking de oceaan over .
Aan de Amerikaanse kant bouwde de heer Allen een compleet Franse bloedlijn op met vooral Lutins Noirs en Ker Mano Schipperkes en noemde zich met recht “The American Kennel of Franch Champions” .
In Frankrijk bracht men de gang van zaken zelfs in de namen van de honden tot uitdrukking . Om er een paar te noemen :Kampioen Topwatch Bon Voyage , dochter van Kampioen Sky Rocket of Ja –Mar en Kampioen Huchette des Lutins Noirs ;  Topwatch Harbor Hero , de zoon van Topwatch Aye en Ondine de la Mottelette .Deze Ondine was weer een dochter van Kampioen Topwatch Buccaneer , eigendom van de heer Schamps en Jitane de la Mottelette , waarover wij reeds eerder bij de Belgische fok spraken .

Deze infok van Amerikaans bloed , in oorsprong voortkomend uit de beste Belgische bloedlijnen in de twintiger jaren , kwam het Schipperke zeer ten goede . Al met al kan men wel zeggen dat de hedendaagse Franse stambomen naast andere kennelnamen nog altijd de la Mottelette en des Lutins Noirs  vermelden , en in wat mindere  mate de Ker Mano-kennel omdat de heer Arin zijn fok steeds klein gehouden heeft . Naast België heeft ook Nederland bij de wederopbouw van het ras van die fok geprofiteerd .
Een Schipperke dat zeker naar voren gehaald moet worden , omdat hij in de zeventiger jaren een zeer veel gebruikte reu was door meerdere fokkers is Kampioen Skip du Parc de l’Hay , zoon van Kampioen Paton des Lutins Noirs en Kampioen Noisette du Parc de l’Hay . Kampioen Skip is een hond van middenslag formaat , prachtig van bouw en kop met een ruime kraag en broek , maar de vacht wat lang op het lichaam .
Een zoon van hem , Mammouth du Parc de l’Hay met als moeder Kampioen Jaette du Parc de l’Hay , kwam naar Nederland  en ook zijn kleinzoon Lux de Saint Macaire (Vamp d’Aquila Meldensis  x Ida de la Petit Fortune) Waar met dit Franse bloed geregeld gefokt is  , liet dit Franse bloed ook in ons land zijn invloed gelden .
Een kleinzoon van Skip maakte eveneens in Frankrijk furore . Het is de in 1979 kampioen geworden Maroufke du Bois du Tôt uit de kennel van de heer Dr. Y.Surget , die hem aan de heer Coulombel verkocht . Hij is door zijn vader Joker de l’Orchidée Noire , kleinzoon van Skip , terwijl zijn moeder Uchette du Parc de l’Hay , dochter is van Topwatch Harbor Hero en  Noisette du Parc de l’Hay .
Toen deze Maroufke zijn kampioenstitel behaalde schreef Dr. Y.Surget in het tijdschrift “Le Berger Belge et le Schipperke”een artikel waarin hij het voorgeslacht van Maroufke uitvoerig uitpluist , en eindigt met de opmerking dat de glans van het behaalde voorvoegsel bij zijn naam te danken was aan de goed verervende “ouden”en de selectie in de fok toegepast door eminente kennels . Gelukkig het ras waarover dit met recht gezegd kan worden .

Volledigheidshalve dient vermeld te worden dat in 1970 door de jonge Denis Descamps in de kennel van zijn vader “des Bords de la Grouche”de Engelse teef Hallbower Gipsy-Rose geïmporteerd werd , nestzuster van de naar Nederland gekomen Hallbower Magnus . Een zoon van Gipsy-Rose met als vader Orio de la Mottelette –zoon van Topwatch Buccaneer- is de op 4 november 1971 geboren Utreck des Bords de la Grouche . Deze reu is ook wel door andere fokkers voor bloedvernieuwing gebruikt .


NEDERLAND

Voor wat de naoorlogse tijd betreft , heeft ons land een zeer bescheiden rol gespeeld en duurde het tot de zeventiger jaren voordat daarin weer een verandering ten goede kwam .  Dit is dubbel jammer , omdat in de beginjaren der georganiseerde kynologie Nederland het enige land in West Europa was , buiten België , waar het Schipperke in groter getale aanwezig was . Het is zelfs zó , dat het Schipperke juist in Nederland zich voor het eerst op een tentoonstelling presenteerde . Dat was op de eerste  tentoonstelling georganiseerd door de Koninklijke Nederlandse Jachtvereniging “Nimrod”in 1875 , zeven jaar voordat het Schipperke op een Belgische tentoonstelling getoond werd .

Zien wij er de oude hondenboeken op na , bijvoorbeeld het in 1897 te Brussel uitgegeven boek “Races des Chiens” (hondenrassen) van de Nederlandse Graaf  Henri van Bylandt , dan begint dit boek met het Schipperke , gevolgd door de Griffon Bruxellois , een ras dat in de Schipperkes Club was opgenomen , waarna in eerste instantie de overige Herdershondenrassen volgen .
Bij het Schipperke 5 illustraties , meest tekeningen , die hoewel niet allemaal mooi , toch wel in meerderheid het huidige rastype nabij komen . Daarbij een foto van “Spits of Hal” van de eigenaar E.Richartz  te Den Haag , een bekende fokker uit die dagen . Geen hond , jammer genoeg , uit de Exter-kennel van de heer Reusens , maar wel “Brave Spits”van de heer Vanbuggenhout te Brussel , Secretaris van de Schipperkes Club .

Een ander boek , eveneens Hondenrassen getiteld , verscheen in Bussum in 1912 en was geschreven door de heer L.Seegers . Geeft de Graaf van Bylandt van elk ras slechts de raspunten , de heer Seegers vertelt allerlei byzonderheden . Voor wat het Schipperke betreft , waarvan hij nadrukkelijk vaststelt dat het z.i. een kleine scheper  , dus een herdershond is , gaat hij zeer uitvoerig te werk . Bekijken wij de 3 foto’s , dan wordt duidelijk waarom . Eén foto is van het reutje “Spits”, eigendom van mevr. M.Seegers –van Lil , zijn echtgenote . Daarnaast een foto van 8 honden uit de kennel “van de Zwarte Bende “van A.Reuser Jr. uit Rotterdam en een aparte foto van één daarvan Bijou , honden die niet anders zijn dan onze huidige Schipperkes .

Naast de verschillende rassen behandelt dit boek eveneens de historie van de hondensport in Nederland , waarbij de instelling van het Nederlandse Hondenstamboek . De eerste deeltjes daarvan , niet minder dan 10 in getal , werden tussen 1888 en 1890 uitgegeven door ” Nimrod” , de Raad van Beheer bestond toen nog niet .Daarin werden in totaal 1175 honden ingeschreven , waarvan rassen en aantallen vermeld worden , verdeeld in jachthonden  – 532  totaal—en niet jachthonden . De 643 niet jachthonden betreffen 49 rassen , waarbij de gladharige foxterrier genoemd wordt . Dit ras staat ver aan kop met 204  inschrijvingen . Het Schipperke met 17 exemplaren hoort bij de rassen met een groter aantal inschrijvingen .

Al met al kan men gerust stellen , dat het Schipperke voor Wereldoorlog I in Nederland bepaald geen weinig voorkomend ras was , integendeel , maar dat het dit  na Wereldoorlog II  wel werd .

De eerste fokker die zich na 1945 meldde was de dierenarts J.H.de Groot , die stugge doorzetter  zou blijken , maar die nimmer een kennelnaam aannam . Hij had zich in 1939 en 1942 reeds Schipperkes als huishond aangeschaft , afkomstig uit de Géwi –kennel van mevr, Wolffensperger . Toen hij na de oorlog  besloot zich aan de fok te gaan wijden  , kocht hij bij de heer Prévot in het Belgische Binche de teef  Zellia de la Cordonnerie , door haar vader Kampioen Ulrich de Royghem , kleindochter van Kampioen Eastern Hope  Fredy en door haar moeder Zetty de la Cordonnerie , kleindochter van Kampioen Marius des Lutins Noirs .

Zo vlak na de oorlog was het lang niet eenvoudig een hond in het buitenland te kopen . Men mocht bij grensoverschrijding slechts fl. 15,- per keer meenemen . Als gevolg waren verschillende reizen nodig om de fl.100,-, de toenmalige prijs van een Schipperke , bij elkaar te brengen .
Gelukkig bestond dit voorschrift niet lang en latere aankopen bij de heer Verbanck en zijn Royghem-kennel gingen eenvoudiger .Twee aankopen uit die kennel willen wij naar voren halen : de teven Bellone en Daphne de Royghem , moeder en dochter , die beiden in 1958 hun Nederlandse kampioenstitel verwierven . Daphne presteerde het in 1960 om op de Winner in  Amsterdam tweede beste hond van de tentoonstelling te worden . Bellone is voor het huidige Nederlandse Schipperke van belang geworden . Zij was eveneens een dochter van Ulric de Royghem en had als moeder Vivienne , die in haar stamboom de vooroorlogse Belgische kennels Termeeren en Gentbrugge heeft staan . De heer de Groot maakte ook een reis naar Engeland en nam daarvandaan Oakenall Vasco mee , die in 1959 Nederlands kampioen werd .
Tenslotte ging hij naar de “de la Haine-kennel” voor een teefje van de heer Linard . Dit diertje stierf reeds onderweg naar huis . Dus ijlings terug voor een ander hondje , maar er was er geen meer . Als compensatie verkreeg de heer de Groot een dekking van de beroemde Kampioen Bastos de la Haine voor zijn teefje Cortina (Kampioen Oakenal Vasco  x Kampioen Bellone de Royghem) . Uit deze combinatie werd op 9 januari 1960 Hairos geboren , die eveneens zijn kampioenstitel zou behalen . Op latere leeftijd zou hij belangrijk worden voor de Nederlandse fok . Inmiddels had de heer Moonen uit Nederweert zich als fokker gemeld met de kennelnaam “van der Schans”. Zowel de heer Moonen als de heer de Groot staakten de fok omstreeks 1964 . De heer de Groot nam deze in de zeventiger jaren weer op tot zijn overlijden in 1984 .

De “van der Schans-kennel”bracht in totaal een zeventig tal  Schipperkes voort . De fok was voornamelijk gericht op de “Petit Meerdael-kennel” van de heer Drabs en de belangrijkste fokreu was Kampioen Iago de Petit Meerdael , een mooi klein reutje , zoon van Kampioen Gigi du Petit Meerdael .

Nog een fokker uit die tijd was de heer C.M.van Rodijnen , die in zijn kennel “van Sanguinicus” de uit België geïmporteerde reu Kampioen Luc van Sint Anna Pede bezat , zoon van Kampioen Bastos de la Haine en Horette van Sint Anna Pede . Doordat Luc vrij jong overleed is het aantal van zijn nakomelingen beperkt gebleven . Mevrouw Meertens-Bakker gebruikte deze reu voor haar teefje Astarte van het Pinneland , waardoor op 20 maart 1964 de prachtig mooie middenslag reu Peerke geboren werd , die al spoedig Kampioen voor zijn naam mocht zetten .

Toen werd het tot  het eind der zestiger jaren heel erg stil op het Nederlandse Schipperkesfront . Toch bleven er een handjevol liefhebbers , die hoewel zij zich nauwelijks aan de fok waagden , er in elk geval voor zorgden , dat de Schipperkes –benches op de tentoonstellingen niet leeg bleven . Dat waren behalve mevr.Meertens –Bakker en haar Kampioen Peerke , de familie Hörburger met Kampioen Brigitte van der Schans , een vrij kleine ongeslagen kampioen-teef in die tijd , een dochter van Kampioen Iago du Petit Meerdael . Daarnaast kwam mevr. Rotgans-Rookmaaker  met Epita van der Schans , eveneens een dochter van Iago en als moeder Quicky du Petit Meerdael , een dochter van Kampioen Gigi du Petit Meerdael , en tevens Lorette van der Schans van de familie van Deursen , die thuis Brani werd genoemd , en ook een dochter van Iago was . Daarbij kwam de heer C.van Rodijnen ,  met Anita Bianca en Anie Bianca van Sanguinicus , dochters van Kampioen Luc van Sint Anna Pede . Tenslotte aan het eind der zestiger jaren Quaprice du Petit Meerdael , kleindochter van Kampioen Gigi du Petit Meerdael en daarnaast de kleine teef Kampioen Rika du Petit Meerdael met Ortipo du Petit Meerdael als vader en als moeder Lucia de la Haine . Eigenaar van deze twee laatste teefjes was de heer Beentjes  te Akersloot , die er in 1969 de schipperkesfok mee zou beginnen in zijn “van het Crispijngilde-kennel”. Inmiddeels kwam mevrouw Rotgans in contact met mevrouw Wolffensperger , vooroorlogs fokster van Schipperkes en tientallen jaren Secretaresse van de  K.C.de Hofstad .Zo successievelijk vertelde deze van alles over de achtergronden van het ras en zijn fok , waarbij zij mevrouw Rotgans  eveneens literatuur hierover verschafte . en natuurlijk , als je van je hondje houdt en hij blijkt dan tevens steeds intressanter te worden , dan ga je er over praten en tenslotte schrijven ! En zo verscheen in het kerstnummer 1970 van de Hondenwereld het eerste artikel : “Waarom en wanneer een Schipperke ?”, waarin in het kort de geschiedenis , achtergronden  en karakter van het zwarte duiveltje worden weergegeven .

Het resultaat was verbluffend en in feite het prille begin van de nieuwe opkomst van het ras in Nederland . Maar ook bleek toen , dat het Schipperkesbestand voor de fok in ons land wel heel erg mager was .Naast de 2 teefjes van de heer Beentjes , stonden slechts 2 waardevolle reuen ter beschikking : Kampioen Hairos en Kampioen Peerke .Daarvoor moesten dus in eerste instantie teefjes komen . Stambomen werden bestudeerd en afhaalreizen georganiseerd en zo kwam de boel weer op gang .

In oktober 1974 werd door een nog betrekkelijk kleine maar enthousiaste groep van fokkers en liefhebbers de eerste Clubmatch voor Schipperkes in Nederland georganiseerd , waarvoor een veertig-tal Schipperkes met hun eigenaren bijeen kwamen . De Belgische keurmeester Geo Tanghe ambteerde als keurmeester en kwam zonder enige verwachting naar Austerlitz . In de loop van de dag echter werd  hij steeds enthousiaster door de hondjes die hem getoond werden , om te eindigen met ons te complimenteren voor het wonderlijk goede resultaat dat wij in zo’n korte spanne tijds bereikt hadden . Ook naar buiten liet hij dit oordeel weten met als gevolg dat op de in 1975 georganiseerde Clubmatch verschillende Franse fokkers met hun honden acte de présence gaven om naar de Nederlandse fok te komen kijken .
Naast de groep van fokkers die werkten met Schipperkes met een Belgische en Franse bloedvoering , was er een klein  aantal fokkers die de Engelse Schipperkes prefereerden . De Standaard van het ras in dat land wijkt enigszins af van de Belgische Standaard , waarbij de acceptatie van kleurschipperkes wel het belangrijkste verschil is .Deze paar fokkers hielden zich afzijdig  van de nieuw gevormde Club en gingen hun eigen weg , de Engelse Standaard in zijn totaliteit aanvaardend . Zo werd in 1974 de geel-gekleurde Sylvadown Crocus Boy geïmporteerd uit Engeland , meegenomen door de heer C.Langhout .Deze ging hem gebruiken in zijn  “Urtica-kennel”en de heer C.Rodijnen deed dit in zijn “Sanguinicus-kennel” Een paar jaar later importeerde de heer H.Beentjes , in de begintijd een groot voorstander van juist het Belgische type , voor de fok uit Engeland Aerokens Gay Admiral en Aerokens Ginetta , een reu en een teef met Zuid-Afrikaanse achtergronden , waarvan in de stamboom zowel aan moeders-als aan vaderszijde een gekleurd Schipperke stond . De fok met genoemde drie honden veroorzaakte in 1978 een scheuring in de Nederlandse Schipperkeswereld .

Maar terug naar het begin der zeventiger jaren . De heer Beentjes gebruikte als enige fokker gedurende een drietal jaren  Kampioen Hairos , die een goede vererver bleek te zijn . Wat Kampioen Peerke betreft , die werd door meerdere fokkers gebruikt . Zijn toenmalige  eigenares mevrouw Thomas –Vos stelde het dekgeld ter beschikking om enigszins de kosten te dekken in de beginfase van de wederopbouw . Later ging Kampioen Peerke over op de heer M.A.v.Breda en werd het laatste nestje met deze hond gefokt in zijn kennel “van de Moerheuvel”. Daarin werd op 18 juli 1976 geboren Eelco Dommel van de Moerheuvel met als moeder Valentine des Oblats . Met deze Eelco is weer verder gefokt . Door de heer Beentjes werd uit Frankrijk geïmporteerd Ussard des Bords de la Grouche , voortkomende uit de Mottelette-bloedlijn . Deze reu werd door de inmiddels in 1973 weer met de fok begonnen heer J.de Groot gebruikt bij zijn teefje Noël van het Crispijngilde . Hieruit werden op 15 maart 1975 Ebonito en Ebonita geboren , die beiden weer nageslacht kregen . Ebonito stierf helaas jong , Ebonita werd Nederlands en Belgisch Kampioen en moeder van twee reutjes en één teefje met als vader Eelco Dommel van de Moerheuvel . Met twee daarvan , Hannelore de Ganzenhoeder en Ventje Piggelmee de Ganzenhoeder is weer doorgefokt .

De Nederlandse fok bestaat dus thans bijna twintig jaar . Alhoewel zich reeds aan het aftekenen is welke honden en bloedlijnen van belang zouden kunnen zijn voor de toekomst , zijn prognoses altijd gevaarlijk .Immers slechts die honden worden van belang voor het ras en zijn ontwikkeling , wanneer er mee gefokt  en ook doorgefokt gaat worden . De meeste Schipperkes zijn echter huishondjes , waarbij zelfs  aan fok niet gedacht wordt en dat hoeft ook niet . Men heeft het dier voor zijn genoegen en we zijn al blij , dat ze deze hondjes zo nu en dan laten zien .

We willen nog even stil blijven staan bij de Schipperkes , die in de beginperiode in Nederland geïmporteerd werden . De bedoeling was er mee verder te fokken en er Nederlandse bloedlijnen mee op te bouwen .Gezien de aanwezigheid in ons land van de twee topreuen Kampioen Peerke en Kampioen Hairos , resp. kleinzoon en zoon van Bastos de la Haine , was het van belang hondjes uit te zoeken die eveneens naar dit Schipperke terug gingen

.Uit het schema dat wij over de afstamming van Kampioen Bastoe de la Haine opstelden , moge blijken welke honden gingen meespelen in de fok . Wij zijn thans vele generaties verder gekomen en in hoeverre de erfelijke eigenschappen van deze Bastos nog doorwerken is natuurlijk een vraag . Kijken wij echter naar het verdere nageslacht van deze hond , dan zien wij verschillende van de bekende Schipperkes uit onze tijd in de lijst verschijnen .Het is natuurlijk voor fokkers van belang met goede honden te fokken teneinde te komen tot het doel: verbetering van het ras . Dat niet alleen naar uiterlijk maar eveneens naar karakter en gezondheid gekeken wordt moge duidelijk zijn .Wat dit laatste betreft , kunnen wij ons gelukkig prijzen dat vele erfelijke moeilijkheden die bij sommige andere rassen optreden , bij het Schipperke niet voorkomen . Het hoort nog altijd tot de hardste en gezondste rassen .

 

Uiteraard zijn op basis van andere beroemde honden uit heden en verleden eveneens schema’s op te stellen als wij deden met als uitgangspunt Bastos de la Haine .

In het kader van dit boekje beperken wij ons tot deze hond omdat immers op basis daarvan de fok in Nederland is begonnen .

 

Wij willen voor wie daar in geïntresseerd is , de fokkers en hun honden , die van belang zijn geweest , nog nader onder de loupe nemen :

 

Ubu of Little Guardian (Qrack du Château Marocain  x Pina des Forges Monceux) , eigendom van de heer H. Hemink in zijn kennel “van de Holzhoeve “,geimporteerd in 1971 . Hij werd stamvader van vele Nederlandse Schipperkes .

Quina du Château Marocain (Ch.Nizam  x Marrat du Petit Meerdael ) ging eveneens naar de Holzhoeve kennel en werd daar stammoeder. Haar eerste nestje had als vaderhond Gompie van het Crispijngilde . Het bleek een uitmuntende combinatie . Een teefje uit deze combinatie , Suzette van de Holzhoeve , werd een der stammoeders in de kennel van mevrouw Radstake – Drieënhuizen .

Tosca du Comolof (kamp. Kuno de la Haine  x Jani du Petit Meerdael ) kwam eveneens naar de heer Hemink .

Xyla of Little Guardian (Serge het Zwarte Duiveltje  x Petula de la Mottelette) , dus van gemengd Belgisch/Frans bloed , ging naar mevrouw Radstake –Drieënhuizen en werd een zeer belangrijke teef in haar kennel “van de Duiveltjes”. Mevrouw Radstake – Drieënhuizen fokte in haar beginperiode in samenwerking met de heer Hemink , eveneens onder de kennelnaam “van de Holzhoeve” In haar kennel “van de Duiveltjes” gebruikte zij eveneens nakomelingen van Ubu of Little Guardian , Quina du Château Marocain en Tosca du Comolof .

 

Erica van de Holzhoeve (Ubu  of Little Guardian  x Tosca du Comolof) werd in 1975 in de kennel van de heer Hemink geboren en ging al spoedig over naar de kennel van mevrouw Radstake – Drieënhuizen, om daarna te komen in de thans nog bestaande kennel van de heer M.J.Hendrickx . Mevrouw Radstake gebruikte eveneens Kamp  Peerke als fokreu en hij werd vader van o.a. Yong Peerke van de Duiveltjes en Ylke Femke van de Duiveltjes , met als moeder Xyla of Little Guardian . Ook deze Yong Peerke ging in 1978 naar de kennel van de heer Hendrickx en kan wel de stamvader van die kennel genoemd worden .Ylke Femke van de Duiveltjes kwam in kennel “van de Moerheuvel” mede de basis leggen .Zowel Yong Peerke als Erica zouden nog verschillende nestjes krijgen , terwijl Yong Peerke ook diverse andere teven gedekt heeft .

 

De heer Meijer , kennel IJsselzicht , fokte met Julia van de Holzhoeve (Ubu of Little Guardian  x Quina du Château Marocain) en gebruikte daarvoor Kamp. Hallbower Magnus .Hieruit werd de mooie IJsselzicht Prins geboren , waarmee ook doorgefokt is .

 

Thais des Joyeux Fardets (Int. Kamp.Quito des Lutins Noirs  x Rhena du Parc de l’Hay), de stammoeder van de kennel “van de Rijnvliet”van de heer C.van Vliet , die goede honden heeft voortgebracht . Later kocht de heer van Vliet de door  de heer de Groot gefokt Ebonito , die naar zijn eigen oordeel het beste Schipperke naar uiterlijk en karakter was , dat hij ooit meemaakte . Toen deze Ebonito na een paar keer als fokreu gebruikt te zijn reeds jong door vergiftiging om het leven kwam , was de heer van Vliet dermate teleurgesteld , dat hij zich geheel terugtrok uit de fokkerij en dat was heel jammer .

 

Mammouth du Parc de l’Hay werd in 1976 geboren uit twee beroemde ouders , namelijk Kamp. Skip du Parc de l’Hay en Kamp. Jayette du Parc de l’Hay .Deze Franse hond uit de kennel van de familie Charneau ging naar de kennel “van de Noord Oosthoek “van de heer A. Brouwer .Een dochter van hem , de in 1977 geboren  kampioen Jitta v.d.Noord Oosthoek ging naar de heer Luc Claeys en zijn “Kumtichshof”kennel in België en heeft zeer veel bijgedragen in de Belgische fok . Een andere dochter van Mammouth , Margreet , ging naar de kennel “het Zwarte Schipperke”van de heer Kabbedijk en werd van belang voor de Nederlandse fok .

 

Valentine des Oblats (Nigra de la Haine  x Oppi de la Haine) voortkomend uit een oude Belgische lijn , ging in 1972 naar de “Moerheuvel” kennel van de heer van Breda , teneinde met haar de Schipperkesfok te beginnen . Hij kwam tevens in het bezit van Kamp. Peerke en van diens dochter Ylke Femke van de Duiveltjes . Ylke Femke werd de moeder van de zowel in Nederland als in België meermalen gebruikte reu Kamp. Kareltje v.d.Moerheuvel  (vader Lux de Saint Macaire).

In 1980 ging het in 1975 geboren Franse fokprodukt Kamp. Lux de Saint Macaire van de Belgische “d’Arlyvan”kennel over naar de Moerheuvel kennel evenals zijn dochters Kamp. Ciska en Crissy d’Arlyvan met beide als moeder Valse du Château Marocain , geboren in 1978.

Om nog een paar teefjes uit deze kennel te noemen : Liselotje v.d.Moerheuvel , dochter van Azor de la Quievre en Ciska d’Arlyvan werd in 1982 geboren en in 1986 werd zij moeder van Rakkertje en Rebelleke v.d.Moerheuvel met Julio van de Heikenshoeve als vader. De v.d. Moerheuvel kennel is nog steeds vol in bedrijf

.

Nadat Gijsbert en Clarij Kabbedijk eerst de fok ter hand hadden genomen met een Laekense Herder , kochten zij in 1978 het Schipperke Katrijn van de Otterhoeve , een fokprodukt van de familie Drenth . Katrijn was een dochter van Blacky van de Holzhoeve en Aester van de Schipperkeshoeve , door haar vader een kleindochter van Ubu of Little Guardian . In hun kennel die de naam “het Zwarte Schipperke”voert , kwam eveneens in 1978 Cleo d’Arlyvan (kamp Lux de Saint Macaire  x Valse du Château Marocain) , waarbij zich in 1979 de dochter van Mammouth , Margreet v.d.N.O.hoek voegde , die door haar moeder Zoef van de Holzhoeve een kleindochter is van Ubu en Xyla of Little Guardian .

 

Uit de combinatie Cleo d’Arlyvan en Margreet werd in 1981 Daantje van het Zwarte Schipperke geboren , die op zijn beurt fokreu van de kennel zou worden .Op dringend verzoek van de heer Kabbedijk , die van mening was dat het niet aanging het bloed van een speciale topteef verloren  te laten gaan , fokte mevrouw H.Rotgans – Rookmaaker in 1980 een nestje met haar teef Kampioen Ebonita en koos daarvoor uit als vader Eelco – Dommel v.d.Moerheuvel , een zoon van Kampioen Peerke. Uit het toen geboren nestje  ging , zoals tevoren afgesproken , het teefje Hannelore de Ganzenhoeder naar de kennel “het Zwarte Schipperke”.Een dochter van haar, met als vader Lucky van de Moerheuvel , Koosje van het Zwarte Schipperke ,geboren in 1985 , bleef bij de familie Kabbedijk , terwijl de jongste uit deze kennel Margreet van het Zwarte Schipperke is ,in 1986 geboren uit de combinatie Binnaboris  x Katrijn van de Otterhoeve . Maar de meest beroemde zoon van Daantje en Hannelore de Ganzenhoeder is wel Iso van het Zwarte Schipperke . Hij maakte zijn naam niet als fokreu of door zijn nageslacht , maar door de dressuur en is als zodanig in Nederland een bekende hond geworden , daarmee propaganda voor het ras makend. Deze Iso is eigendom van de heer Borman , die net als G.Kabbedijk actief is bij het trainen van honden .

 

Iso van het Zwarte Schipperke maakt deel uit van de kennel “het Moriaantjeshof”, waar in 1985 voor de fok Cartouche van het Zwarte Schipperke , dochter van Lucky v.d.Moerheuvel en Hannelore de Ganzenhoeder , voor de fok haar intrede deed . Zij werd begin 1987 gedekt door Kampioen Julio v.d.Heikenshoeve en éénvan de pupjes uit het toen geboren nest , Akita v.d.Moriaantjeshof  bleef eigendom van de familie Borman . Daarnaast ging deel uitmaken van de “Moriaantjeshof”Annebel , in 1987 gefokt door de heer Bouhuijzen uit de combinatie Kampioen Facco d’Arlyvan en Iska van het Zwarte Schipperke , een dochter van Daantje en Hannelore de Ganzenhoeder . In 1986 werd voor de fok in deze kennel geïmporteerd Kiri van de Heikenshoeve ,(Kamp. Filippo della Rosa del Santerno en Haike van de Heikenshoeve) .

Uiteraard zijn er in Nederland meer fokkers dan de hierboven genoemden .

Naast de fok met Belgische Schipperkes zijn daarbij die het Engelse bloed prefereren , waarbij kleurschipperkes niet geschuwd worden ook al betekend dit een diskwalificatie . Daarnaast is er een kennel die een volledig Zuid-Afrikaanse bloedvoering gebruikt .

Aangezien Nederland als F.C.I. land zich te houden heeft aan uitsluitend de Belgische Standaard en de voorschriften daarin vermeld , laten wij voor het ogenblik deze fok nog terzijde . Niet voor niets voert de titel van dit boekje over het Schipperke de toevoeging : “de Kleine Zwarte Belg”.

 

Telkenjare kunnen op de door de Vrienden van het Schipperke georganiseerde Schipperkesdagen trophees gewonnen worden , waarop de winnaars worden opgetekend . Waar er dan zo’n 80 Schipperkes bij elkaar komen en het dus opmerkelijke Schipperkes betreft , leek het ons intressant deze te vermelden . Praktisch alle hierbij genoemde honden traden reeds naar voren bij de Nederlandse en Belgische fok .

Deze trophees werden in de tachtiger jaren ingesteld en betreffen :

De VRIENDSCHAPSBEKER , jaarlijks te winnen door de beste reu van de Schipperkesdag :

 

1981 Binnaboris
(Cleo d’Arlyvan  x IJsselzicht’s Binna )

1982 Binnaboris

1983 Kamp. Kareltje v.d.Moerheuvel
(Kamp Lux de Saint Macaire  x Ylke Femke v.d.Duiveltjes)

1984 Kamp. Qued de la Noue St. Eloi
(Kamp Skip du Parc de l’Hay x Lakme de l’Orchidée Noire)

1985 Kamp. Gust van het Kumtichshof
(Zombi d’Arlyvan  x Kamp. Jitta v.d.Noord Oosthoek )

1986 Polke van Diosne
(Kamp.IJsselzicht’s Prins  x Lobke v.d.Noord Oosthoek)

1987 Kamp. Igor van het Kumtichshof
(Titus d’Aquila Meldensis  x Kamp. Jitta v.d.Noord Oosthoek)

1988 Stafke v.d.Moerheuvel
(Rocko  x Nana v.d.Moerheuvel)

1989 Ollie Kirsten v.d. Robusto Perro
(Athila v.d.Noord Oosthoek  x Kirsten v.’t Herent)

1990 Kamp Athila v.d. Noord Oosthoek
(Vouyou de l’Orchidée Noire  x Wuppe v.d.Noord Oosthoek)

1991 Kamp. Orry Kirsten v.d.Robusto Perro
(Athila v.d.Noord Oosthoek x Kirsten v.’t Herent)

1992 Kamp. Orry Kirsten v.d.Robusto Perro .

1993 Edo Amber v.’t Skippershus
(Athila v.d.Noord Oosthoek  x Amber Beauty v.’t Skippershus)

1994 Porre v.d.Lissedodde
(Litske v.d.Heikenshoeve  x Moortje )

1995 Ollie Kirsten v.d. Robusto Perro .

1996 Pim v.d.Heikenshoeve
(Ivan van het Kumtichshof  x Hanneke v.d.Heikenshoeve )

1997 Kamp. Orka v.d.Heikenshoeve
(Gust van het Kumtichshof  x Hanneke v.d.Heikenshoeve )

1998 Ollie Kirsten v.d. Robusto Perro .

 

De LEDATROPHEE , jaarlijks te winnen door de beste teef van de Schipperkesdag .

 

1983 Bambi (Jemke v.d.Moerheuvel  x Erica v.d.Holzhoeve )

1984 Kamp. Ebonita
(Ussard des Bords de la Grouche  x Noël van het Crispijngilde )

1985 Ladylena della Rosa del Santerno
(Julo de Kermano  x Janou du Parc de l’Hay)

1986 Hasha d’Arlyvan
(Cuno d’Arlyvan  x Ladylena della Rosa del Santerno )

1987 Kamp. Hasha d’Arlyvan

1988 Haaike v.d.Heikenshoeve
(Duts d’Arlyvan   x Cindy )

1989 Kamp. Jitta v.d.Noord Oosthoek
(Mammouth du Parc de l’Hay  x Basja v.d.N.O.Hoek)

1990 Moorke v.d. Heikenshoeve
(Philippo della Rosa del Santerno  x Hanneke v.d.Heikenshoeve )

1991 Kamp. Bonita Britta v.,t Skippershus
(Ollie Kirsten v.d.Robusto Perro  x Britta Dolly Celeste)

1992 Kamp. Rebelleke v.d.Moerheuvel
(Julio v.d.Heikenshoeve  x Liselotje v.d.Moerheuvel )

1993 Kamp. Zilia Tosca v.d.Moerheuvel
(Igor van het Kumtichshof  x Rebelleke v.d.Moerheuvel )

1994 Kamp. Zilia Tosca v.d.Moerheuvel

1995 Remake van het Kumtichshof
(Hairos van het Kumtichshof  x Ina van het Kumtichshof )

1996 Rebelleke v.d.Moerheuvel

1997 Nancy v.d.Moerheuvel
(Gust van het Kumtichshof  x Rebelleke v.d.Moerheuvel )

1998 Unidée du Bon Augure
(Hairos van het Kumtichshof  x Roetmop Geniality )  

 

De  FOKKERSWISSELPRIJS , te winnen door de hond , reu of teef , waarvan de eigenaar de fokker is :

 

1983 Bambi (Jemke v.d.Moerheuvel  x Erica v.d.Holzhoeve )

1984 Ventje Piggelmee de Ganzenhoeder
(Eelco –Dommel v.d.Moerheuvel  x Ebonita )

1985 Daantje van het Zwarte Schipperke
(Cleo d’Arlyvan  x Margreet )

1986 Kamp. Hanneke v.d. Heikenshoeve
(Kareltje v.d.Moerheuvel  x Gigi v.d.Heikenshoeve )

1987 Kara van het Turkenhof
(Iff d’Arlyvan  x Ladylena della Rosa del Santerno )

1988 Ventje Piggelmee de Ganzenhoeder

1989 Daantje van het Zwarte Schipperke

1990 Moorke v.d.Heikenshoeve
(Filippo della Rosa del Santerno  x Hanneke v.d.Heikenshoeve )

1991 Kamp. Hanneke v.d.Heikenshoeve

1992 Kamp. Rebelleke v.d.Moerheuvel
(Julio v.d.Heikenshoeve  x Liselotje v.d.Moerheuvel )

1993 Kelvin Yoko v.’t Skippershus
(Orry Kirsten v.d.Robusto Perro  x Yoko Belinda v.d.Robusto )

1994 Pim v.d.Heikenshoeve
(Ivan van het Kumtichshof  x Hanneke v.d.Heikenshoeve )

1995 Pim v.d.Heikenshoeve

1996 Pim v.d.Heikenshoeve

1997 Stella v.d.Heikenshoeve
(Porre v.d.Lissedodde  x Moorke v.d.Heikenshoeve )

1998 Ulla v.d.Heikenshoeve (Pim v.d.Heikenshoeve  x Ola v.d.Heikenshoeve )

 

 

DE REX –TROPHEE   te winnen door de beste jeugdhond in het betreffende jaar .

 

1989 Augustina v.’t Skippershus
(Orry Kirsten v.d.Robusto Perro  x Beauty Dolly le Celeste )

1990 Xander Igor v.d. Moerheuvel
(Igor van het Kumtichshof  x Rakkertje v.d.Moerheuvel )

1991 Wodan Bonita v.d. Robusto Perro
(Pino Kirsten v.d. Robusto Perro  x Bonita Britta v.’t Skippershus )

1992 Perry Nicky v.d.Heikenshoeve
(Maroufke v.d.Heikenshoeve  x  Mercedes v.d.Heikenshoeve )

1993 Kelvin Yoko v.’t Skippershus
(Orry Kirsten v.d.Robusto Perro  x Yoko Belinda v.d.Robusto Perro )

1994 Donboyka – Freya v. Pallieterserf
(Niels v.t.Zwarte Schipperke  x Freya Beauty v.’t Skippershus )

1995 Shana v.’t Tempeliershof
(Hairos van het Kumtichshof  x Quincy van het Kumtichshof )

1996 Luna du Domaine d’Elsinoir
(Neldo van het Kumtichshof  x Florianne d’Aquila Meldensis )

1997 Urlyssa v.’t Tempeliershof
(Ollie Kirsten v.d.Robusto Perro  x Quincy van het Kumtichshof )

1998 Verona v.’t Tempeliershof
(Mustang d’Aquila Meldensis  x  Quincy van het Kumtichshof )

 

 

De VETERANENPRIJS  te winnen door de beste veteraan van het betreffende jaar .

 

1997 Kamp. Orka v.d.Heikenshoeve
(Gust van het Kumtichshof  x Hanneke van de Heikenshoeve)

1998 Ollie Kirsten v.d. Robusto Perro .

 

ITALIË

 

 

In Italie slechts één fokker , die het waard is genoemd te worden , Dr Tullo Quierici en zijn kennel “della Rosa del Santerno”, in oorsprong gebaseerd op de Franse fok , waarvan hij zorgvuldig de bloedlijnen selecteerde .

Zijn vrouw en hijzelf reizen in hun enthousiasme om propaganda te maken voor het Schipperke vele tentoonstellingen in Europa af . Soms elk apart wanneer er op dezelfde dag een belangrijke tentoonstelling is in twee verschillende landen . En zo zijn er in de “della Rosa del Santerno”kennel Schipperkes die zich kampioen kunnen noemen van welk Europees land ook , van Oostenrijk tot Portugal . In vele van die landen is het behalenvan een kampioenschap zonder concurentie niet moeilijk . Evenwel , komt het echtpaar Quierici met hun honden naar landen waar wèl concurrentie is , ook dan gooien hun Schipperkes hoge ogen . In zijn kennel eveneens Schipperkes die Belgisch , Franse en Nederlandse kampioenschappen behaalden.

Thuis heeft de familie Quierici de ruimte in huis en tuin en zijn 39 Schipperkes leven daar in vrijheid . Zoals hij onlangs schreef : “39 is een hoog getal , maar hun evenwichtig karakter maakt een samenleving in huis zonder complicaties mogelijk”.

Naar België gingen uit deze kennel Kamp. Filippo della Rosa del Santerno en Ladylena della Rosa del Santerno ,beide uit de combinatie Kamp. Julo de Ker Mano en Kamp. Janou du Parc de l’Hay , dus geheel Frans bloed .  Zij werden geïmporteerd door  mevr. Lisette Vanhove en gingen na enige tijd over naar de kennel “de Heikenshoeve”van de heer Jan Blockx en “het Turkenhof”van de heer Theo Cools , zoals u bij de beschrijving van de Belgische fok heeft kunnen lezen .In combinatie met Belgische Schipperkes brachten zij verschillende mooie nakomelingen voort

 

 

SCHIPPERKES IN NOG ANDERE LANDEN .

 

 

 

In vele landen op de wereld zijn Schipperkes . Soms een enkele , soms wat meer , en zijn er voldoende dan komt er in het betreffende land een Schipperkes Club. Maar overal op de wereld , eveneens in het stamland België , Frankrijk en Nederland , zijn het overgrote deel van deze hondjes zeer beminde en geaprecieerde huishondjes en word slechts met een klein deel van het aanwezige materiaal gefokt .Wij willen u een overzicht geven van de fok in de verschillende landen , om te beginnen de Scandinavische landen .

 

DENEMARKEN

 

De eerste Schipperkes in dit land werden door de heer W. Nielsen in 1903 vanuit België geïmporteerd uit de kennel de l’Enfer van de heer  J . Drossard , een klein teefje La Mouche , en een reu Pluton , die als vader Ton Canon had . Ze werden met succes tentoongesteld , maar over enige fok is niets bekend . Pas in de twintiger jaren duiken de eerstvolgende twee Belgische importen op : Finette en Pit beiden met de kennelnaam “des Marguerites”.De heer Alfred Winter fokte met deze hondjes in 1928 twee nestjes in zijn kennel “Lyngby Kennel Manchu”. In 1929 overleed de heer Winter en gingen zijn hondjes over naar mevrouw Hvitfelt , die er op haar beurt mee fokte .

Maar pas in de zestiger jaren komen er wat meer Schipperkes in Denemarken .Er werden 10 Schipperkes uit Zweden geïmporteerd en door verschillende liefhebbers werd een nestje gefokt , met daarnaast 3 geregelde fokkers : Kennel Falkevang , eigenaar B.Falkestam ; kennel Lilli Eje , eigenaar K. Larsen en kennel Torrild , eigenaar A.Fallesen . Naar verluidt worden er in dit land jaarlijks 20 puppies geboren en neemt het aantal Schipperkes dus gestaag toe .Naast de Zweedse hondjes kwamen voor de fok ook Schipperkes uit België in de kennel van de heer Larsen en uit België en Nederland bij de heer Falkenstam , terwijl ook Amerikaanse Schipperkes het fokbestand gingen versterken . Door het relatief geringe aantal Schipperkes , bestaat er in Denemarken nog geen Schipperkes Club . Wel werd het ras in het begin van de zeventiger jaren opgenomen in de Gemeenschappelijke Club voor rassen zonder speciaalclub .

 

 

ZWEDEN

 

 

Ofschoon reeds vanaf 1917 Schipperkes in Zweden gefokt worden , werd eerst in 1975 de Club Schipperkes-Ringen opgericht , die thans in volle bloei is en 140 leden telt . Op de jaarlijkse Clubmatch komen zo’n 50 Schipperkes bij elkaar . Ook in Zweden wordt met de hondjes getraind , zowel gehoorzaamheid alswel behendigheidswedstrijden .

 

De huidige Zweedse Schipperkes zijn practisch allemaal voortgekomen uit Engelse importen . Dat is niet zo verwonderlijk als men weet dat er in de drie noordelijke Scandinavische landen quarantaine voorschriften bestaan voor honden die niet uit Engeland geïmporteerd worden . In de beginperiode was dat anders . De twee eerste geregistreerde importen waren in 1917 een Belgisch en een Nederlands fokprodukt : Paf d’Overmeire uit de kennel van de heer Lorez en Katrien van de Zwarte Bend uit de Rotterdamse kennel van de heer Reuser . Met deze hondjes is toen gefokt .

 

In 1957 kwamen de eerste vijf Engelse Schipperkes naar Zweden , twee reutjes en drie teefjes en wel uit de Basrah , de Bramber en de Mottram kennel . Ze werden geïmporteerd door de heer Börge Björk , die ermee in zijn Kronbakcens kennel aan de slag ging. Hij hield het echter niet lang vol en het was mevrouw Klingenstedt die in haar Glee-Boy kennel met deze honden doorging en wel 10 jaar zeer actief bezig is geweest.

 

In 1959 en in 1960 kwam nog een teef en een reu vanuit Nederland naar Zweden , en in 1961 twee uit België, de laatste niet - Engelse importen .In 1959 was dat Berendina , een dochter van Kamp. Oakenall Vasco en Kamp.Bellone de Royghem , gefokt door de in 1984 overleden heer J.de Groot , waarvan ook thans nog fokprodukten in Nederland rondlopen , waarvan de bekendsten wel zijn Maestro en Kamp.Ebonita .

Berendina werd geïmporteerd door het echtpaar Carl Modin voor hun Bisborgs kennel en zij importeerden eveneens in 1960 de reu Berendjan , zoon van Kamp. Bastos de la Haine en Cortina , gefokt door de heer J. de Groot . Nog een zoon en dochter van de beroemde Bastos de la Haine kwamen in 1961 vanuit België naar Zweden , Ion de la Haine , moeder Gentille de la Haine , en Irama de la Haine , met als moeder Ebene de la Haine . Deze beide Schipperkes werden voor de fok van mevrouw Dr. Ragnhild Gullberg en mevrouw Kerstin Handriksson geïmporteerd .

 

Bij de fok in die dagen in Zweden werd het Engelse en het Belgische bloed practisch geheel gescheiden gehouden . Maar net zoals aan het einde van de vorige eeuw in Engeland door Engelse keurmeesters , zo werden in Zweden in de zestiger jaren de Schipperkes van het Engelse type door de Zweedse keurmeesters geprefereerd met als gevolg dat net als in Engeland zo’n 90 jaar geleden in het Zweden van zo’n 25 jaar geleden de Vlaamse hondjes het loodje moesten leggen .

Of het verloop thans hetzelfde geweest zou zijn is de vraag die gesteld kan worden . Immers er bestaat heden ten dage een ruime uitwisseling van keurmeesters tussen de verschillende landen . Daarnaast moet niet vergeten worden dat alle Schipperkes , waar ook ter wereld , hun oorspronkelijke wortels diep in het Vlaamse land hebben en dat dit in de tweede helft der tachtiger jaren meer en meer tot uitdrukking komt .Waren in 1980 de Engelse Schipperkes nog merendeels van een specifiek ander type , waar onze continentale ogen niet warm voor konden lopen , gezien hun korte poten , dikke lichamen en smalle veelal opzij van de kop staande oren , thans zien de Engelse Schipperkes , wanneer we ons oordeel mogen vellen op basis van de hondjes die zich op Crufts tonen , er veel Vlaamser uit en sommigen zouden ook op het Continent furore kunnen maken .

Dit heeft uiteraard ook zijn invloed in landen die met Engelse importen werken .

 

In Zweden werden na de in 1957 geïmporteerde Engels Schipperkes , waarvan het bloed in vrijwel alle hedendaagse Schipperkes verspreid is , nog meer Schipperkes uit Engeland geïmporteerd uit verschillende bekende Engelse kennels . Zeer actief van 1975 tot 1985 was de Silverpilens kennel van mevrouw A.Wahlström Thans zijn nog  in vol bedrijf de in 1967 begonnen Coiras kennel van mevrouw E.Cederblath en de in 1965 begonnen Corinna kennel van de dames Margit en Agneta Johansson , moeder en dochter . Zij fokten reeds meer dan 20 nestjes waaruit zeker 20 Zweedse kampioenen zijn voortgekomen .Bij de laatste importen van de Corinna kennel bevinden zich eveneens Schipperkes uit de Engelse Aeroken kennel die Zuid-Afrikaans bloed in hun aderen hebben .

 

De in Zweden gefokte reuen die van groot belang zijn voor de huidige Zweedse fok zijn : Ricky’Alzardas Actuel Candidat , Corinnas Double Diamond , Cools Tibbs en Corinnas Invictus .

 

Zweden is een F.C.I.land en dus zijn ook in dat land slechts zwarte Schipperkes aanvaardbaar .

FINLAND EN NOORWEGEN

 

 

Net als in Zweden bestaat in deze twee landen quarantaine voor de import van honden die niet uit Engeland of uit elkaars  landen komen . Zowel in Finland als in Noorwegen begon men de Schipperkesfok met importen uit Zweden , dat van de drie noordelijke Scandinavische landen het eerst van start ging en daar ook thans nog toonaangevend is .

De fok in Noorwegen loopt parallel met die in  Zweden, doch ook daar komt het Schipperke steeds meer in opkomst , zo zelfs dat men in 1987 serieus begon te denken aan de oprichting van de Club , die evenwel nog niet van start is gegaan .

 

In Finland was het mevrouw Saimi Karkkainen die in 1964 met Zweedse Schipperkes haar fok begon . Daarna kocht ze in 1967 en 1969 Schipperkes in Engeland uit de Mascallsbury kennel van de heer Perry . Haar “Suojan”

Kennel is nog vol in bedrijf en ook andere fokkers zijn in Finland van start gegaan . Eén daarvan is mevrouw Elisabeth Snickers , die ondanks het quarantaine voorschrift in 1974 een Schipperke uit Nederland liet komen . Haar motief hiervoor was niet alleen bloedvernieuwing , maar de wens een Schipperke te bezitten van het oude oorspronkelijke type als tegenwicht tegen de Engelse importen . Het was Zwarte Piet van de Holzhoeve , zoon van Ubu of Little Guardian ,(Qrack du Château Marocain  x Pina des Forges Monceux ) en Aida van de Holzhoeve , (Gompie van het Crispijngilde  x Quina du Château Marocain ) , een hond dus die Belgisch , Frans en Nederlands bloed in de aderen heeft . Via zijn beide grootouders , kamp Nizam en Kamp. Hairos , stamt hij rechtstreeks van de beroemde kampioen Bastos de la Haine . Gelukkig is gebleken dat hij dit voorgeslacht eer aan doet , want hij kon zich al zeer spoedig Fins kampioen noemen . Gezien zijn Nederlandse afkomst kregen twee pupjes uit het eerste nest van deze hond namen van het Nederlands Koninklijke Huis , namelijk Beatrix en Bernhard . Hij maakte direct furore op de Finse tentoonstellingen . Op de leeftijd van 14 maanden werd hij aangewezen als beste hond van de kleine rassen en ontlokte aan een Zweedse keurmeesteres de opmerking : “In heel Scandinavië loopt geen enkel Schipperke van dit type rond . Ik wil slechts hopen dat hij zijn goede type aan zijn nageslacht door zal geven ”.

 

UID – AFRIKA

 

 

Een zeer belangrijk Schipperkes land , waar het op tentoonstellingen naar aantallen meer dan eens het tweede ras is na de Duitse Herdershond . De fok in dat land begon in 1927 , toen het echtpaar Capon in hun Ranmore – kennel van start ging . Aangezien Zuid – Afrika hoorde tot de Engelse Dominions , in dat land de Engelse Standaard .

De familie Capon importeerde vooral uit de toen belangrijkste Engelse kennel O’the North van het echtpaar E.B.Holmes .Hierbij was Ch. Ranmore Monte O’the North , waarvan de afstamming in vaderslijn was :

Kensmont (Eng. )

Binchou de la Buche of Schippland (Belg .)

Kamp. Marius des Lutins Noirs (Frankrijk )

 

De Ranmore – kennel bleef bestaan tot 1961 . Dus ook in Zuid – Afrika hetzelfde verschijnsel als in andere landen : men blijft het ras trouw tot in den dood . Doordat in de beginjaren het Schipperke dun gezaaid was , hebben de Ranmore –Schipperkes zwaar hun stempel gezet op de huidige Zuid – Afrikaanse Schipperkes .

Naast de hierboven genoemde reu Ch.Ranmore Monte O’the North dienen genoemd te worden de reuen Ch. Pete O’the North  , de eerste import , en Ch.Ranmore Rising Light of Bramber , honden die hun uitmuntende eigenschappen goed wisten door te geven aan hun nageslacht .

De laatste import van de familie Capon was Ch. Ranmore Mottram Cobber . De Mottram – kennel was tot voor kort een van de meest vooraanstaande Engelse kennels .Na het overlijden van mevrouw Capon ging deze reu over naar de Moorehaven – kennel en werd een trouwe schaduw van Mrs Rita Moore en een belangrijke figuur in de Moorehaven- kennel tot zijn overlijden op 15 – jarige leeftijd .

 

De populariteit van het Schipperke in Zuid – Afrika kwam pas goed op gang na Wereldoorlog II . Er ontstonden vele belangrijke kennels . Als gevolg werd in 1959 Die Schipperke Klub opgericht . De huidige Secretaris , Mrs S. Moore , is tevens eigenaresse van de zeer belangrijke Moorehaven- kennel in Halfway House in Transvaal , waar een groot deel van overige kennels eveneens gevestigd is .

Die Schipperke Klub geeft een dik kwartaal – tijdschrift uit , waarin altijd worden opgenomen de foto’s van de jaarwinnaars , heel mooie honden . Gezien de Engelse Standaard , jaarlijks eveneens een winnende reu en teef van de niet –zwarte kleur , waarop men in dat land erg gesteld is .

 

Behalve dat de Zuid – Afrikanen trouwe exposanten zijn , en dat is geen sinecure in een land met dergelijke grote afstanden , vergat men evenmin dat het Schipperke van oorsprong een werkhond is . De heer J.P.Louw , eigenaar van de Polderland- kennel in Pretoria , trainde ze in de zestiger jaren als eerste en werd door velen met succes gevolgd . Het eerste Schipperke dat de titel van Gehoorzaamheidskampioen behaalde was Ch. en Ob.Ch. Jolly Rex of Polderland , een hond dus die zowel schoonheids als gehoorzaamheidskampioen werd .

 

Momenteel zijn er in Zuid –Afrika ongeveer 25 Schipperkeskennels actief en serieus bezig . In de zeventiger jaren gingen Zuid –Afrikaanse Schipperkes naar Engeland .

Wat het karakter betreft , schrijft de heer M.Moore : “Overal , op boerderijen en flats , voelt het Schipperke zich thuis en toont hij zich de goede kameraad en de goede waakhond .Altijd alert heeft hij  zonder  hysterisch te worden al menig inbraakpoging verijdeld . Zo levendig en energiek als hij is , kan hij  urenlang  bij de baas liggen als die aan het werk is . Het zijn gemakkelijke honden op reis , weten zich dan goed te gedragen en kunnen zelfs alleen gelaten worden op een hotelkamer”.

 

Verschillende Zuid –Afrikaanse Schipperkes vonden vanaf de zeventiger jaren hun weg over de wereld . Het zijn over het algemeen goede hondjes , ietwat aan de zware kant vergeleken met onze Belgische Schipperkes .

De heer K.Welvering , die rond 1980 terug kwam uit Zuid – Afrika , naar Nederland , bracht zijn Zuid – Afrikaanse Schipperkes mee om er in Nederland de fok mee te beginnen ,waar hij nog steeds mee door gaat .

De Belgische fokker H.Wouters importeerde in 1982 de Zuid – Afrikaanse teef Lynderry Bonita , die in 1983 moeder werd van Kamp. Hafrikaantje Vrouwvliet , waarvan de vader de Franse reu Rio du Bois du Tôt is .

CANADA

 

Net als in Zuid – Afrika begon de Schipperkesfok in Canada in 1927 . Mevrouw Ellen Brown importeerde als eerste drie Schipperkes uit Engeland , die van eminent belang zouden worden voor de Canadese fok . Het waren de reu Roff  O ’the  North , de teef Mystery of Winder en de drachtige teef Mirth  O ‘the North . De vader van de drie pupjes die hieruit geboren werden was de Engelse kampioen Jock O ‘the North . Al deze honden tezamen zouden de grondslag gaan vormen voor de Canadese O  ‘the North Kennel van mevrouw Brown .

Deze kennel bestond ongeveer dertig jaar en bracht meer dan vijftig kampioenen in Canada en de U.S.A. voort .

 

Ook door anderen werden O ’ the North honden uit Engeland geïmporteerd , dan wel werden honden gebruikt afkomstig  uit de Canadese O ’the North kennel , terwijl men daarnaast honden uit het aangrenzende Amerika ging toevoegen . De belangrijkste kennels voor Wereldoorlog II waren de Northern Echoeskennel van de heer J.Mac Callum en die van zijn nicht Miss Alma King , de Schipholmkennel .

 

Canada is een groot land en de fokkers zijn her en der verspreid . Door de oprichting in 1965 van de Schipperke Club of Canada kwam er meer contact tussen de liefhebbers van het ras . Bij de huidige belangrijkste fokkers , zoals bijvoorbeeld Fairlaur van het echtpaar Laurence en Fran Hoye en Camplaren van het echtpaar J. Bernhardt , dient eveneens genoemd te worden de Roetmop – kennel van Miss Marjorie Kuyt , een Nederlandse die na Wereldoorlog II naar Canada emigreerde .

 

De Fairlaur kennel van het echtpaar Hoye en de Roetmop kennel van Marjorie Kuyt begonnen ongeveer tegelijkertijd in het begin van de zestiger jaren .Fran Hoye’s eerste fokreu was Kampioen Northern Ecoes Kobold , een prachtig gebouwd klein Schipperke met kleine oortjes  , die van alle Schipperkes die mevrouw Hoye ooit bezat haar meest dierbare was . Over deze Kobolt en hun eerste teefje Franlaur Taktuk vertelt ze dat het fantastische trekkers waren , die samen honderden mijlen in de Canadese bergen aflegden .Vooral Kobold . Als baas , vrouw en Taktuk geen voet meer konden verzetten , wist hij nog van geen ophouden .

Evenals de Fairlaur kennel is ook de Roetmop kennel nog in vol bedrijf en beide hebben enige tientallen kampioenen voortgebracht . Tussen beide kennels bestaat samenwerking in de fok . De meest naar  voren springende hond uit de Roetmop kennel is wel Am. En Can. Kamp. Roetmop Lucifer , van 1967 tot 1973 topwinner in Canada en Amerika . Zelf schrijft zij over hem :”van al de Schipperkes die ik ooit gezien heb , was hij de meest ideale hond en gedurende 13 jaar mijn beste vriendje”.

 

Uiteraard zijn er in Canada meer fokkers , die merendeels in het westelijk deel van dit grote land wonen .

 

De Canadese Standaard .

 

Ook Canada was een Dominion van Engeland , vandaar dat in oorsprong de Engelse Standaard van kracht was . Canada was echter het enige land ter wereld met een Engelse Standaard , dat niet door zeewater is afgescheiden van een land , waar men fokt met een Standaard die op de Belgische leest geschoeid is  . Dit had tenslotte vergaande gevolgen .

 

Schreef in 1973 de toenmalige Secretaris van de Schipperke Club of Canada Mrs. Francis Hoye :”Onze nabuur-schap met de Verenigde Staten is van grote invloed geweest op het Canadese Schipperke . Er bestaan enige verschillen , die misschien klein lijken , maar desalniettemin belangrijk zijn .Misschien zijn ze zelfs niet alleen zichtbaar , maar dan toch goed merkbaar “. In 1974 werd bij de Canadian Kennel Club door de Schipperkes Club of Canada een voorstel voor een nieuwe Standaard ingediend , die twee jaar later door de Kennel Club  bekrachtigd werd . In deze Standaard richtte men zich wat het uiterlijk betreft naar het Amerikaanse voorbeeld , terwijl men inzake het karakter dit nog uitvoeriger beschreef dan in de Amerikaanse  (=Belgische ) het geval is en bovendien bij de rubriek “fouten” werd toegevoegd : Overmatige schuwheid . Hierbij zij opgemerkt dat de oorspronkelijk van kracht zijnde Engelse Standaard over dit karakter niet meer zegt dan :”een klein cobby dier , met een scherpe uitdrukking , zeer levendig , de indruk wekkend steeds alert te zijn”.

 

Is het voorgaande reeds belangrijk , twee onderdelen waren dit nog meer :

1 Het niet – zwarte Schipperke wordt geheel afgezworen . Enige toegestane kleur is zwart en elke andere kleur betekent  een diskwalificatie ;

2 Een rubriek “gangwerk” wordt toegevoegd , iets wat in geen enkele Schipperkes Standaard staat opgenomen . Men heeft dit als volgt omschreven : “Vlot , vrij en alert . Het Schipperke is onvermoeibaar en dient in staat te zijn zich in alle richtingen te bewegen . Het gangwerk van een goed geproportioneerd en gehoekt Schipperke  moet zó zijn , dat de poten zich in één rechte lijn bewegen , of men dit nu van achteren dan wel van voren in beschouwing neemt .Elke voet van een achterpoot moet op de grond komen in de voetstap van de desbetreffende voorpoot of iets daarvoor”.

 

In Canada is veel enthousiasme voor gehoorzaamheidsoefeningen . Verschillende Schipperkes doen dit met zeer veel succes en halen hoge punten . Maar er zijn er ook , die er weinig of niets van terecht brengen . Blijkbaar bestaat er voor het Schipperke geen middenweg , aldus Mrs. Hoye .

AUSTRALIË EN NIEUW ZEELAND

 

 

Waar deze twee landen tezamen aan het andere einde van de wereld liggen , is het vrijwel een normale zaak dat er een samenwerking ontstond . Dit te meer omdat tussen deze beide landen geen quarantaine voor honden is voorgeschreven , hetgeen wel het geval is voor alle andere landen ,Engeland daarbij inbegrepen .

De huidige Schipperkesfok kwam in Australië het eerst van de grond en de Nieuw Zeelandse fok is voor een groot deel daarop gebaseerd .

AUSTRALIË

 

Lady Greta Coles ging het eerst van start en importeerde hiervoor in de vijftiger jaren vier Schipperkes uit Engeland , uit de Winjones , de Spenwood en de Schippland kennels . Alle huidige Schipperkes in Australië hebben het bloed hiervan in hun aderen , net zoals van de twee Schipperkes uit de Hallbower en de Basrah kennel , die een paar jaar later door de gezusters Brown uit Engeland  geïmporteerd werden voor hun “Gunyah”kennel . Ook andere fokkers uit New Sout Wales importeerden Engelse Schipperkes , waarbij Barbara Gooding uit Victoria , die in 1969 haar “Bateau Chien”kennel oprichtte . Heden ten dage is dat wellicht de meest vooraanstaande kennel in Australië , die in de loop der jaren meer dan 20 Austalische Kampioenen voortbracht , waarbij 5 gekleurde Kampioenen . De “Cantate” kennel , eveneens in Victoria , en ook andere kennels wortelen in de “Bateau Chien”kennel .

 

In 1970 kwam Betty Witt uit Amerika en bracht drie Amerikaanse Schipperkes mee uit de Jet – O kennel , die voor de nodige bloedvernieuwing gingen zorgen .  Mevrouw Witt noemde haar Austalische kennel eveneens Jet – O , maar verbleef slechts kort in Australië . Haar hondjes bleven bij haar zuster Peg Bills , die ermee doorging in haar “Pooher”kennel .Een pupje uit deze fok met Amerikaanse ouders verhuisde naar Nieuw Zeeland , terwijl Nieuw Zeelandse Schipperkes uit de Exmoor kennel naar Australië gingen .

Ofschoon het Schipperke in Australië nog relatief gering in aantal is , heeft hij toch in dat land vaste voet gezet , als huishond en als showhond , maar ook als Obedience hond . In 1988 werd de Australische Schipperke Club opgericht .

 

NIEUW ZEELAND

 

 

Ofschoon reeds rond de eeuwwisselling en eveneens in de tijd tussen de twee wereldoorlogen Schipperkes in Nieuw Zeeland geregistreerd werden , is van de fok daarmee helemaal niets overgebleven . De huidige fok begon in 1968 met importen uit Australië , waarvan de reu Warrenville Dixies Lad , geïmporteerd door Mr. Robert Thomson uit Christchurch , voor het verdere verloop een zeer belangrijke hond is geworden . Het echtpaar Robert en Gloria Thomson waren succesvolle fokkers van de Welsh Corgie Pembroke in hun “Weymouth”kennel .

Zij importeerden in 1970 nog 3 Schipperkes teefjes uit Australië en die werden alle 3 door Dixies Lad gedekt . Eén van de pupjes ging naar de heer Donald Kitto , die in zijn “Westgarth”kennel tot heden ten dage doorgaat . Hij was een groot liefhebber van training en hij was de eerste in Nieuw Zeeland die zijn reu Kampioen  Westgarth Jathro Rono niet alleen schoonheidskampioen , maar ook Obediencekampioen liet worden .Een ander pupje met als vader Dixies Lad ging naar de Exmoor kennel van Bernard en Vivienne Fears , die thans  wel de grootste kennel in dat land hebben .
Nog meer Australische Schipperkes vonden hun weg naar Nieuw Zeeland totdat in de zeventiger jaren het echtpaar Fears er drie uit Engeland lieten komen , namelijk uit de Seagarden , de Schippland en de Tarnhows kennel . Waar Mrs. Vincent van de Tarnhows kennel een van de weinige Engelse fokkers is die zich tevens toelegt op de fok met gekleurde Schipperkes , werd  in Nieuw Zeeland al spoedig een geel Schipperke geboren . Gezien in het land de Engelse Standaard van kracht is , vond men dat best leuk . Om nog een paar belangrijke kennels te noemen die thans aan de gang zijn : de “Ataahua”kennel van mevrouw van Staveren , die ook met succes poedels fokt . In totaal staan er momenteel 36 Schipperkes kennels in Nieuw Zeeland geregistreerd , waarbij er zijn die slechts sporadisch fokken .
Een zeer belangrijke plaats in het Nieuw Zeelandse Schipperkes geheel wordt wel ingenomen door de heer Bernard Fears en dat niet alleen door zijn fok . Sinds 1976 , met een korte onderbreking in 1979 , wordt door hem een zeer verzorgd tijdschrift  “Schipperke News”uitgegeven .Hierdoor bestaan er contacten tussen de verschillende fokkers . Een feitelijke Club heeft men gezien de uitgestrektheid van het land , dat bovendien nog uit twee eilanden bestaat , nimmer willen oprichten . Zo enigszins mogelijk gaan fokkers en liefhebbers van het ras naar de jaarlijkse National Show om elkaar te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen . De heer  Fears liet dan ook weten :”de toewijding en het enthousiasme van de hedendaagse fokkers is een waarborg voor het verdere verloop van het ras en de verbreiding ervan bij hondenliefhebbers . Deze kleine hond heeft zich voor altijd in ons land gevestigd !” .



DE STANDAARD VAN HET SCHIPPERKE


Deze Standaard bevat de raspunten zoals vastgesteld op 19 juni 1888 op de Algemene Ledenvergadering van de Schipperkes Club in het stamland van het ras  , België . De gewichtsklassen werden laatstelijk gewijzigd op de Ledenvergadering van de Koninklijke Schipperkes club van 15 november 1975 , nadat in de loop der tijden de indeling op basis van gewichtsklassen meerdere keren gewijzigd was .

De orginele tekst van de Standaard is in het Frans geredigeerd , reden waarom wij die tekst aan het einde van dit boekje als Bijlage opnemen .

 

De hieronder volgende Standaard is bindend van kracht in de F.C.I. landen .

 

ALGEMEEN VOORKOMEN :

 

Een bij uitstek getrouw waakhondje , dat zich van vreemden afzijdig houdt . Levendig , lenig , onvermoeibaar , steeds lettend op alles wat rond hem voorvalt ; bijtensgereed voor hetgeen aan zijn waakzaamheid is toevertrouwd , maar erg lief voor kinderen .

Hij kent de gewoonten van zijn huis , is steeds nieuwsgierig  na te gaan wat achter een deur of meubel , dat men wil verplaatsen , voorvalt . Lucht gevend aan zijn gevoelens door schel geblaf en zijn rechtstaande kraag .

Hij zoekt het gezelschap van paarden , jaagt op mollen en andere knaagdieren , kan ter jacht gebruikt worden , daar hij de bewoonde konijnenpijpen aanduidt en hazen en konijnen uit het kreupelhout opjaagt .

 

KLEUR :Effen zwart


KOP :Gelijkend op die van een vos . De schedel is tamelijk breed , naar                                                    d                           de ogen toe vernauwend ;van terzijde gezien is hij lichtjes af -                              g                           gerond .Snuit scherp , niet te lang , lichte stop .

NEUS :Klein .

OGEN :Donkerbruin , vol , klein , eer ovaal dan rond , noch ingezonken ,                           n                           noch uitpuilend , met levendige en doordringende blik .

OREN :Stijfrecht , klein , driehoekig , hoog aangezet , de oorlellen zwaar genoeg om zich enkel in de lengte te plooien ; bijzonder beweeglijk , naderen elkaar wanneer hij ze spitst .

TANDEN :Zich goed aansluitend .

HALS :Sterk , recht gedragen .

SCHOUDERS : Schuin , beweeglijk .

BORST :Van voren gezien breed, breed achter de schouderbladen , diep , b                           buik tamelijk opgetrokken .

RUG :Recht , horizontaal ; de kraag doet hem naar voren toe hoger        c                           schijnen .

KRUIS :Breed , met goed gevulde lendenen .

POTEN :De ledematen recht en goed onder de romp geplaatst . Fijn van               beenderengestel .

VOETEN :Klein , rond , gesloten , de nagels recht , sterk en kort , (niet                                        g                           gekromd ).

DIJEN :Zeer breed , lang , goed gespierd ; het spronggewricht laag .

ROMP :Kort en gedrongen .

STAART :Zonder .

BEHARING :Overvloedig en weerstand biedend aan het gevoel , zeer kort op de oren , kort op het hoofd , op de voorkant van de poten en de kniebogen ; tamelijk kort op het lichaam , maar vrij lang om de hals en te beginnen van de buitenrand van de oren een dichte bos van kraag – en borsthaar vormend dat zich uitstrekt tot tussen de voorpoten . Het haar is ook langer aan de achterzijde van de dijen , waar het een broek vormt , waarvan de uiteinden naar binnen gericht zijn .

GEWICHT :Kleine soort : 3 tot 5 kilo ; grote soort : 5 tot 8 kilo .

FOUTEN :Lichte ogen ; te lange of afgeronde oren ; rechte en te lange kop , danwel bol of te kort ; te dun geplant , gekruld of zijdeachtig haar ; geen kraag of broek ; te lange vacht ; slecht geplaatste tanden .

REDENEN TOT UITSLUITING  : Halfstaande oren ; witte haren bij de geboorte ; bovenover – en ondervoorbijters .


Het meest kenmerkende in het silhouet van het Schipperke zijn wel zijn kraag en broek . Veelal wordt ook een cobby – type geprefereerd . Dit mag echter geenszins inhouden dat we te maken hebben met een hond die aan de zware kant is , wat nog door een korte nek geaccentueerd wordt . Bij een Schipperke moet onder een cobby – hond verstaan worden één die er elegant uitziet en ook levendig in zijn bewegingen is . De beenderen van het voorlichaam lijken wat zwaarder dan die van de achterhand , maar het hele beenderstel moet relatief fijn van proportie zijn .
De heer George Arin , thans Ere-Voorzitter van de Schipperke Club de France , tekende het hierbij gegeven ideale silhouet van het Schipperke . Hij hield daarbij ook rekening met de vacht , omdat deze een essentieel onderdeel van deze hond is . Hierin werden de gemiddelde afmetingen van een aantal bekende tophonden geplaatst , namelijk Ch. Toto de l’Espérance , Ch. Arsouille de l’Erèbe , Ch. Tip van de Zwarte Bende , Ch. Celtic des Bois Murés , Ch. Tip de Ker Mano en Ch. Tiky du M’nu Bois en dat waren de volgende :
1
Schouderhoogte 0,314 mtr.
2
lichaamslengte0,350 mtr
3
borstomvang0,451mtr
4
halslengte0,138 mtr
5
lengte voorhoofd0,090mtr.
6
lengte snuit0,064 mtr
7
gewicht5,738 kgs

Al met al kan men tot de volgende conclusie komen : de lichaamslengte moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de schofthoogte . Wanneer hieraan voldaan wordt , dan past het lichaam in een vierkant , zodat de hond wat voorkomen betreft noch lang , noch laag lijkt . De borst moet de lucht onder het lichaam als het ware opvullen .Gezien de verschillende opvattingen  in de loop der tijden over het gewicht van het Schipperke , is het onder punt 7 genoemde gewicht van de kampioenen uit de “Gulden Tijd van het Schipperke” voor het hedendaagse Schipperke wel belangrijk . Immers het is ongeveer het gewicht waarnaar wij thans streven . Laat ons de onderdelen van de Standaard  eens nader bekijken :

Wat het
hoofd betreft , dat gelijkenis moet vertonen met dat van een vos , dient te worden opgemerkt , dat dit niet verder moet gaan dan een gelijkenis . De kopvorm van een vos is veel spitser en de kaakspieren veel geprononceerder . Bovendien kijkt een Schipperke frank en vrij de wereld in , terwijl de uitdrukking van de vos er een is , die op gevaar beducht is . (Zie de volgende afbeelding ) .
Het voorhoofd moet enigszins afgerond zijn . Vooral niet te rond , wat wel bij de kleinere soort Schipperkes voorkomt ; maar zeker niet plat , iets wat de Engelse Standaard voorschrijft . Wat dit enigszins ronde voorhoofd betreft , dit moet men en profiel zien , met de oren naar achteren . Is de hond alert en staan de oren  stijf – rechtop , dan lijkt het voorhoofd stijl op te lopen naar de oren toe .

Bij een goed geproportioneerd hoofd vinden wij dat de afstand van de voorhoofdsknobbel tot de stop iets langer is dan van de stop ( het punt tussen de  ogen ) tot het puntje van de neus . De heer  Arin tekende schematisch het ideale Schipperkes hoofd naast het hoofd van de vos .


Schipperke van voren en opzij .

Vos van voren en van opzij .

Het hoofd van het Schipperke moet een V-vormige indruk geven , vanaf de basis van de schedel naar de punt van de neus . De onderkaak moet ietwat lichter zijn dan de bovenkaak  en een licht teruglopende kin geven , dus niet vierkant maar evenmin te veel teruglopend (snipey) , zoals bij de vos .
De kop moet in goede proportie tot het lichaam zijn . In het algemeen zullen kortere , gedrongen honden , ook korte hoofden hebben , terwijl men de ideale proporties van hoofd vaak vindt bij honden , die wat lang van lichaam zijn .

Wat het amandelvormige
oog betreft , de kop moet onder dat oog gevuld zijn , zodat een gelijdelijk aflopende lijn naar de neus bestaat . Dit houdt in dat de wortels van de kiezen goed ontwikkeld moeten zijn en zo een bepaalde vulling onder de oogkas geven . Wat betreft de kleur van het oog zijn de geleerden het er niet over eens of een niet geheel donkerbruine kleur gevoegd bij een juiste ietwat schuine plaatsing in het hoofd en een perfecte ovale vorm , niet te prefereren valt boven een heel donker oog , dat evenwel niet de ideale plaatsing en vorm heeft . In elk geval moet een geheel rond oog worden afgewezen  alsmede een lichtbruine kleur .

De driehoekige
oren moeten een vrij brede basis hebben . Is de hond alert en staan de oren rechtop , dan moeten ze vrij dicht bij elkaar komen en als het ware tezamen weer een driehoek vormen . Met zijn beweeglijke oren geeft hij zijn stemmingen weer . De buitenkant van het oor is langer dan de binnenzijde . Ze moeten hoog op het hoofd gedragen worden . Zijn ze te laag aangezet , dan gaat het pientere van het hondje verloren . Het oor moet klein zijn en vooral niet te smal , aangezien daarmee de ideale vorm verdwijnt . Engelse Schipperkes hebben smallere puntiger oren volgens voorschrift van  die Standaard .

Voor de
tanden staat in de standaard :”zich goed aansluitend”als  vertaling van “s’adaptant parfaitement”. Een schaargebit wordt geprefereerd , een tanggebit geaccepteerd en niet als onjuist bestempeld . Een enkele keer staan de tanden onregelmatig. Soms kan de oorzaak hiervoor gevonden worden in het feit dat de permanente tanden doorkwamen terwijl de melktanden nog aanwezig waren . Soms is het veel spelend trekken aan een touw in de jeugd er de oorzaak van . Belangrijk is in dergelijke gevallen naar de stand van de kaken te kijken . Immers niet de stand van de tanden maar die van de kaken is erfelijk .

Wat de
premolaren betreft , de kleine kiesjes dus aan de zijkanten van de bek , daarover spreekt de Standaard niet . Hieruit zou men dus de conclusie kunnen trekken , dat men bij de opstelling van de Standaard  dit van geen belang achtte . Tegenwoordig wordt door keurmeesters hier wel naar gekeken en er zijn er die dit van overwegend belang achten . In Frankrijk heeft men zo’n 10 jaar geleden eenzijdig besloten dat slechts één eerste premolaar mag ontbreken . Wat dit betreft zijn we van mening , dat het wachten is op de Belgen , die immers het recht van opstellen van de Standaard hebben , om hieromtrent voorschriften te geven .

De juiste
hals is van het grootste belang voor het elegante en uitgebalanceerde uiterlijk van het Schipperke . Hij moet krachtig en gespierd zijn  en vooral niet te veel vel bij de keel hebben . Hij moet hoog gedragen worden  , trots en levendig , wat men wel zou kunnen vergelijken met de hals van een renpaard . Wanneer de hond opgewonden geraakt , moet het zijn alsof hij zijn hoofd zo hoog mogelijk draagt om groter te lijken en vooral niets te missen . De hals moet in perfecte balans met de rest van het lichaam zijn . Bij een korte hond zal de hals in verhouding ook korter zijn . Maar ook dan moet het niet zo zijn dat de indruk wordt gewekt dat het hoofd direct op de schouders rust . Bij dit alles moet niet vergeten worden , dat een mooie volle kraag de hals korter zal doen lijken .

De
rug moet recht zijn . Dit betekent  dat de achterste 6 rugwervels evenwijdig met de grondlijn moeten liggen en niet dat dit ook met de lendewervels het geval moet zijn .

De
voorpoten recht onder het lichaam , zodat de indruk wordt gewekt dat de borst door de voorpoten gedragen wordt . De Standaard schrijft voor “fijn van beendergestel”, maar het moet niet zo zijn , dat de indruk van zwak ook maar wordt gewekt . De voorpoten wat zwaarder dan de achterpoten .

De
voeten moeten recht naar voren staan en vooral niet naar binnen of naar buiten . De voetkoten moeten kort , sterk en recht zijn , beslist niet stijf . Het ideaal zijn echte kattenvoetjes . Hazenvoeten en gespreide tenen zijn bepaald lelijk te noemen .

De
dijen moeten stevig en gespierd zijn , de achterpoten goed gehoekt , maar zeker niet in de mate als dit bij Duitse Herdershonden het geval is . Dit laatste zal men praktisch nooit zien , een enkele keer helaas wel stijve rechte achterpootjes . Het Schipperke in zijn geheel moet goed gehoekt zijn , zowel de achter- als de voorhand .

Wat het korte en gedrongen
lichaam betreft , verwijzen wij nog even naar het eerder gegeven schematische beeld van de hond .De achterzijde moet ofwel recht zijn , ofwel een beetje aflopen vanaf de schoft . De rug mag in geen geval een deuk vertonen . De achterhand wat smaller dan de schouderpartij , iets wat door kraag en jabot onderstreept wordt . De zgn. peervorm moet worden afgewezen .


Bij het ideale Schipperke is de
borst breed en diep . het diepste punt van de borst ligt achter de voorpoten  ter hoogte van de elleboog . Omdat ook een brede borst vereist is , moeten de ribben gewelfd zijn , maar ook hierbij geen overdaad . Te ronde ribben laten dit korte hondje op een tonnetje lijken , iets wat in elk geval vermeden moet worden . De borst moet langzaam oplopen naar de onderbuik met een goed merkbare oplopende lijn .Ook hierbij geen overdrijving , zodat men zou kunnen gaan denken aan een whippet . Dit zou in tegenspraak zijn met de korte gedrongen bouw .

Het verschil in
haarlengte is wel één van de meest opvallende eigenschappen in het silhouet van een Schipperke . Kraag , jabot en broek moeten aanmerkelijk langer van haar zijn dan op het lichaam . Kop , oren en poten zijn zeer kort behaard . Ze moeten in het bezit zijn van een ondervacht . De bovenvacht is wat langer  van haar en voelt wat stug aan , niet hard , maar ook niet zacht . De ondervacht is korter , dichtgeplant en zacht . Dit onderhaar is van essentieel belang ; het maakt dat het Schipperke goed bestand is tegen klimaatswisselingen en ook de haren van de kraag gaan er van uitstaan , met name bij de reuen . Een te zachte pels moet als fout betiteld worden ,maar ook werkelijk hard haar is voor deze hond niet de beste kwaliteit . Dit laatste ziet men wel bij Engelse Schipperkes . Een gegolfde pels moet afgewezen worden , net als het ontbreken van onderhaar . Er moet een mooie glans over het haar liggen . Ontbreekt deze , dan duidt dit meestal op een minder goede lichaamsconditie .

Is het uiterlijk van de hond van eminent belang , nooit mag het eerste punt van de Standaard vergeten worden , de karakterbeschrijving onder
Algemeen Voorkomen . Het Schipperke is een beweeglijke hond met een intelligente persoonlijkheid . Als hij loopt moeten zijn bewegingen vloeiend , wel gecoördineerd en elegant zijn .Hij moet zeker in zijn bewegingen zijn . De voeten moeten gemakkelijk over de grond gaan en niet te hoog worden opgelicht . Vooral ook door het gangwerk kan beoordeeld worden of de hond goed gehoekt is .
In de vergelijkende studie die Dr. R.Pollet maakte over 5 lupoide (wolfsachtige) herdershondenrassen , merkt hij op : Dit herdershondje kan ongelooflijk snel draven , zonder in galop over te gaan , wat te danken is aan zijn , in tegenstelling tot vele andere kleine rassen , zeer doelmatige en normale lichaamsbouw . Zijn gangen zijn vast , soepel en uitgrijpend .

Men moet er wel rekening mee houden , dat de Standaard een volwassen , uitgegroeide hond beschrijft . Bij het Schipperke duurt het veelal twee tot drie jaar voordat de hond “klaar”is . Jonge Schipperkes kunnen er soms erg slank uitzien en kunnen dan later toch elegante cobby – hondjes worden . Ook de vacht wil dan wel aan de zachte kant zijn .

De Standaard maakt geen verschil tussen reuen en teven . Dit neemt echter niet weg dat de kraag van een reu in het algemeen veel voller is en meer uitstaat dan die van een teef . Het skelet van de teef is veelal wat fijner .De  Standaard moet als leidraad beschouwd worden , niet alleen voor de keurmeester op tentoonstellingen , maar vooral ook voor de serieuse fokker . De ideale Schipper zal waarschijnlijk nooit geboren worden , maar het streven moet zijn dit ideaal zo dicht mogelijk te benaderen . Tegen de fok met dit ras hoeft men niet op te zien . Het zijn kleine , normaal gebouwde , gezonde en sterke honden , waarbij de bevalling haast altijd een natuurlijk en goed verloop heeft .

N.B.
Wij willen nog even wijzen op het volgende : In dit boekje wordt , wanneer het gaat over Schipperkes aan de overkant van het Kanaal , geschreven : Engeland .Het was inderdaad aan het einde van de vorige eeuw in Engeland dat begonnen werd met het ras . Dit breidde zich echter uit tot het hele eilandenrijk , dus over het United  Kingdom ofwel Groot – Brittannië . Het is echter Nederlandse gewoonte dit hele land – foutief in feite- met Engeland  aan te duiden .



HET KARAKTER VAN HET SCHIPPERKE


We willen ons verhaal over het Schipperke dan besluiten met een uiteenzetting over zijn karakter .
Mijns inziens is dit voor diegenen die zich deze hond willen aanschaffen wel het allerbelangrijkste .

Uit hetgeen als eerste punt in de Standaard staat , volgt dat het Schipperke in oorsprong een gebruikshond was . Zoals zijn grote broer de Herdershond de waker was over de kudde en de bezittingen van de boer , zo was en is het Schipperke dat van het huis van zijn meester , van zijn gezin , van alles wat hij als zijn persoonlijk bezit beschouwt .

De Koninklijke Schipperkesclub van België voert als motto  :

Ik ben Belg , klein , sterk , trouw , verstandig en moedig .

En hiermede is in weinig woorden het  Schipperke en zijn karakter volledig  weergegeven .

Kernachtig en maatgevend staat het ook in het eerste artikel dat ,voor zover bekend , over het Schipperke geschreven werd , nl. in het toen nog geen jaar oude Belgische tijdschrift “Chasse et Pêche”van 1882 : “Het Schipperke is een gitzwart duiveltje , zonder bokkepoten en zonder staart ; een ware duivel voor ratten , muizen , mollen en voor alle ongedierte . Als niet te vermoeien wachter rust hij dag noch nacht , voortdurend is hij op de been en niets ontgaat hem van wat er binnens – of buitenshuis geschiedt . Hij loopt van de kelder naar de zolder , onderzoekt alle hoeken en gaten en als er , naar zijn oordeel iets niet in de haak is , waarschuwt hij de baas met zijn gekef . Hij kent de gewoonten van het huis op zijn duimpje , hij bemoeit zich met alles en nog wat en neemt daarbij een air aan of hij zelf de baas is . Hij is een wonder van trouw en verknochtheid en tegenover kinderen is hij de zachtheid in persoon .
Wee de vreemdeling die met opzet of per ongeluk de hand uitsteekt naar iets of iemand uit zijn huis ; het Schipperke heeft tanden en weet die zonodig te gebruiken . Goede stalhond en groot liefhebber van paarden is hij een best ruiter . Wanneer hij op een jaagpaard mag zitten , dan is hij uitgelaten van vreugde . Behalve een goede waakhond  , een goed ruiter en een aangename steeds opgeruimde makker is het Schipperke bovendien nog een uitstekend  terrier , een jachthond di primo cartello , zo zegt de heer G.de Bosch . Als kameraad en als gedwongen helper bij het fretteren  op konijnen is hij onbetaalbaar ; trouwens geen fretteerder die er geen Schipperke op na houdt .

Een Schipperke uit onze dagen bezit al deze eigenschappen nog steedes . Waaks is hij zeker , trouw niet minder , een bemoeial van de bovenste plank ook en bovendien is hij een prettige , levendige en guitige verschijning .

Net als de andere rassen die speciaal voor het waakinstinct gefokt worden , heeft ook het Schipperke een groot gevoel van verantwoordelijkheid tegenover zijn huis en al wat daarbij hoort . Hij is onwankelbaar trouw ten opzichte van diegene waaraan hij verknocht is . Deze karaktertrek maakt dat hij voor vreemden op zijn hoede is en zich wantrouwend tegenover hen gedraagt . Doet hij dit soms op minder prettige wijze , dan staat daar tegenover dat wanneer de vriendschap eenmaal gewonnen is , dit er één voor het leven is . Kwaadaardig is hij echter beslist niet en hij zal vreemden die daar geen aanleiding toe geven , zeker niet bijten . Hij zal zijn wantrouwen door grommen of blaffen laten weten . Het grommen van een Schipperke betekent echter lang niet altijd dat hij boos of op zijn hoede is . Kijk maar eens hoe twee bevriende Schipperkes elkaar  begroeten . Luid grommend vliegen ze op elkaar in en dat is dan een bewijs van hechte vriendschap .

Zijn waaksheid kent geen grenzen . Zolang  als hij meent dat het nodig is , zo lang zal hij blijven waarschuwen en blaffen . Toch kan niet van hem gezegd worden dat het een lawaaige hond is . Ga maar eens naar de Schipperkesring op een tentoonstelling of naar de benches waar ze zitten . Je zult er geen geblaf horen , de Schipperkesring behoort tot de rustigste van de hele tentoonstelling . En ook in huis zijn het over het algemeen rustige honden totdat er iets gebeurt of er iemand aan de deur komt , want dàn voelt hij het als zijn plicht te waarschuwen . Daaraan heeft hij zijn slechte faam van keffertje waarschijnlijk te danken . Uw visite weet dat zij veelal met geblaf ontvangen worden . Dat zij daarna de hele middag of avond de hond niet horen ,dát vergeten zij .
Je hoort hem niet , tenzij er een reden voor bestaat en dat is voor de eigenaar in feite een prettige eigenschap .

Door zijn natuurlijke aanleg kan het Schipperke doven van dienst zijn . Zij zullen hun dove baas of vrouw waarschuwen wanneer er gebeld wordt of wanneer de telefoon gaat . Hiervoor is weinig of geen training nodig .

Zijn beweeglijkheid dient niet onderschat te worden . Desondanks of misschien juist daarom , kunnen ze heel oud worden , ouder dan de meeste hondenrassen . De historie kent tal van Methusalems onder de Schipperkes .

Fraces Hoye , tot 1977 secretaresse van de Schipperkes Club Canada , liet weten dat mevrouw Eileen Hall uit Holt in het Engelse Norfolk een Schipperke had dat op 24 – jarige leeftijd in januari 1933 stierf . Deze hond heeft naar alle waarschijnlijkheid wel alle records op dit gebied gebroken .

Schipperkes zijn enorm nieuwsgierig en buitengewoon intelligent . Van alles willen ze het naadje van de kous weten en alles wat er in hun omgeving gebeurt , heeft hun volle aandacht . Men denkt een Schipperke in diepe rust , maar dan opeens gaan zijn oren rechtop staan en kijkt hij met alerte ogen op , want er was een geluidje dat niet tot het normale patroon behoorde en dus moet er opgelet worden .
Immers als echte gewoontedieren kennen zij de normale gang van zaken heel precies . Ze vinden het prettig als alles zijn vaste beloop heeft en zullen er met hun neus bovenop staan wanneer u het in uw hoofd haalt om het een of ander te wijzigen . Of dit nu slaat op het veranderen van een kamer of een wijziging van uw levenspatroon . De heer R. van der Snickt , eens Secretaris en later Voorzitter van de Koninklijke Schipperkes Club schreef in dit verband , dat de verklaring waarom het Schipperke zo weinig op tentoonstellingen kwam , terwijl er toch voldoende exemplaren waren , er wellicht in gelegen was dat “baas en hond teveel op elkaar lijken , dat zij trouw zijn aan hun vaste gewoonten en er niets voor voelen om deze te onderbreken”.

Een Schipperke behoort tot de zogenaamde eenmanshonden , wat niet wegneemt dat hij zijn zorgen ook uitstrekt over de overige leden van het gezin . Voor hem zelf is het belangrijkste dat zijn baas of vrouw in zijn nabijheid is . Dat is eigenlijk het enigste waar hij om vraagt .

Heeft men een Schipperke dan moet men niet vergeten dat het een zeer levendige hond is , een hond die het voor zijn goede gezondheid nodig heeft om geregeld uit te gaan . Als schoot – of kussenhond moet men hem beslist niet houden . Het dier zou er ballorig van worden . Het is zijn lust en zijn leven om vogels die op de grond zitten op te jagen en , als ze laag blijven vliegen , achter ze aan te gaan . Het zijn prettige wandelkameraden , want ook loslopend hoef je niet bang te zijn ze kwijt te raken . dit hangt samen met het doel van zijn leven , wat voor hem inhoudt dat zijn baas of zijn vrouw niets overkomt . Daarom kàn hij niet weglopen en is dit om de één of andere reden voor hem toch noodzakelijk , dan zal hij na afloop daarvan weer hard naar u terug lopen .
Hondenliefhebbers die alleen grote honden gewoon zijn, denken soms dat een Schipperke niet in staat is lange afstanden af te leggen . Dr. R. Pollet , schrijver van het vermaarde boek “De Duitse Herdershond”laat hierbij weten : Uit ondervindingen weten we dat niets minder waar is en dat heel dikwijls een grote herdershond eerder vermoeid zal raken dan een Schipperke . Ze zijn als het ware onvermoeibaar , hetgeen ook moge blijken uit het feit dat er zijn die zonder moeite , na training natuurlijk , de U.V.proef (uithoudingsvermogen) afleggen . Bij deze proef moet de hond een afstand van 20 km naast de fiets in een tempo van 12 tot 15 km per uur afleggen , met een rustpauze na 8 en 15 km .
Aan die proef nemen vooral Duitse Herders deel . Onderschat het Schipperke dus niet !

In het begin van deze eeuw was er een Lid van de Eerste kamer , de heer van Veeren van Veen , die op een grote boerderij woonde op de  plek waar thans Schiphol ligt . Zijn kleindochter vertelde mij dat Opa in al zijn pakken een speciale zak liet maken om zijn kleine Schipperkes overal mee heen te nemen , dus ook naar de zittingen van de Eerste Kamer . Het diertje werd aldus een ras –parlementarier . Toen Opa hoogbejaard stierf verloor het Schipperke ook de lust tot leven en verliet veertien dagen later dit ondermaanse .

Het Schipperke is dol op autorijden . Omdat hij de auto als een verlengstuk van zijn huis beschouwt , zal hij deze met evenveel vreugde bewaken .

Ook is hij een ware kindervriend . Hij vindt het heerlijk als ze spelletjes met hem doen . Ik heb eens een verder levendig Schipperke gekend , Lorette van der Schans , dat als de jonge dochter des huizes het in haar hoofd haalde om hem als pop te laten fungeren , rustig met zich liet sollen en het zelfs gelaten over zich heen liet gaan als van hem geëist werd om onder een dekentje in de kinderpoppenwagen door de straat gereden te worden .
Uw kleuter of baby kunt u hem gerust toevertrouwen , zijn aandacht zal geen ogenblik verslappen en geen vreemde zal de kans krijgen dicht bij te komen . Eerst zal hij gevaarlijk brommen om ze op een afstand te houden en als dat niet helpt , zal hij alarm slaan en zelfs zou hij in staat zijn zich dood te vechten om hetgeen hem is toevertrouwd te verdedigen .

Het Schipperke kan soms ook behoorlijk koppig zijn en geeft zich ook  geen rekenschap van zijn eigen kleine gestalte . Hierdooor kent hij ook niet de angst voor het grote . Hij voelt zich volkomen “ebenbürtig”aan de grote rassen en zal voor een exemplaar daarvan geen stap opzij doen . In elk opzicht een kleine ridder zonder vrees of blaam .

Mocht het Schipperke in een familie komen waarbij een paardenstal behoort , dan zal men hem daar geregeld vinden . De paarden zijn dan zijn grote vrienden en menig Schipperke vindt het heerlijk bovenop deze vriend mee uit rijden te gaan . Dit in tegenstelling tot schapen en koeien , waarvoor hij alleen een wakend en hoedend instinct heeft . Katten worden door Schipperkes nauwelijks opgemerkt . Heeft men reeds een kat en neemt men er een hondje van dit ras bij , dan zal de hond de kat met interesse tegemoet treden en dan ligt het aan de kat hoe het verdere verloop zal zijn. Zijn beiden nog jong  , dan raken ze zeker aan elkaar gehecht en worden dikke vrienden .

Wat het jachtinstinct betreft , daarmee is het wat vreemd gesteld . Eeuwenlang is hij gebruikt als rattenvanger en waakhond en deze eigenschappen zitten er dan ook diep in . Ook zonder enige training zijn er nog steeds rattenvangers bij . Hoever de aanleg in deze richting gaat is afhankelijk van het individu , net als dit bij jachthonden het geval is .

Ze kunnen makkelijk in een flat gehouden worden , als ze tenminste hun dagelijkse wandeling maar krijgen , de voedingskosten zijn zeer laag  . Ofschoon een dagelijkse borstelbeurt goed is voor zijn pels , is dit eigenlijk alleen werkelijk nodig in de ruiperiode .

Van alle kleine honderassen is het Schipperke zeker de sterkste , de hardste hond . Met zijn dichte onderhaar is hij bestand tegen regen en koude en zijn vacht is niet zo lang dat hij er in de nattigheid last van krijgt . Als zorg gedragen wordt voor een tochtvrije ruimte , dan kan hij rustig in de kou slapen wanneer het een normale winter is . Maar hij is even gelukkig in een centraal verwarmd huis . Natuurlijk is het wel zo dat een hond die overdag in een warm huis verblijft . niet ‘s nachts buiten in een onverwarmd hok kan liggen .

Het Schipperke is een kleine hond en dus kan men , gemakkelijker dan dit met grotere rassen het geval is , er meer dan één op na houden . Het is dan leuk om te zien hoeveel zorg ze voor elkaar hebben en hoe ze elkaar bijstaan en helpen , vooral als er een oudje bij is . Doet er dan eens eentje iets wat eigenlijk niet mag , dan zal de ander hem dat wel met een grauw vertellen .

Met het bovenstaande hebben wij u een volwassen Schipperke beschreven . Hierbij dient wel vermeld te worden dat Schipperkes honden zijn met een eigen persoonlijkheid : “A mini- dog with a king –sized personality”zoals de Amerikanen zeggen . Dit brengt met zich mee dat hij in zijn jeugd een goede opvoeding nodig heeft . Het jonge duveltje zal zeker niet nalaten te proberen hoe ver hij gaan kan  . Baas of vrouw zullen hem moeten laten weten dat zij de baas zijn . Dan zullen zij er een machtige hond aan krijgen , groot van karakter in een kleine handige verpakking .

Bij die opvoeding hoort zeker ook dat hij zich aanleert hoe zich te gedragen tegenover zijn collegahonden . Geef hem de kans in bos of veld frank en vrij te spelen en te rennen met andere honden . Het is goed voor zijn karaktervorming en hij raakt meteen zijn overvloed aan jeugdige energie kwijt . Wees dan zelf niet bang voor die “groten”, uw pupje of jonge hond redt zich wel !

Besteed wel aandacht aan uw pupje en later uw volwassen hond , uw Schipperke , ook voor wat zijn conditie betreft .Geef hem een wormkuur zo vaak dat nodig is en laat hem steeds op tijd door uw dierenarts de nodige inentingen geven . Uw hond en u zelf zullen er wel bij varen .!

LITERATUUR



Races de Chiens  (Hondenrassen) , Graaf Henri van Bylandt , deel II , 1897 .

Hondenrassen , L. Seegers , deel I ,  1912 .

Toepoels Honden encyclopedie , derde druk .

The book of The Schipperke Club of America  Inc .;
The Little National Devil of Belgium ,  uitgave 1933

The official Book of the Schipperke ,edited by Vella M.Root , sponsored by the Schipperke Club of America , Inc., 1965 , 1976 .

The Schipperke comes of Age , Miss F.Isabel Ormiston , 1950 .

The Schipperke , the best all around small dog , Miss F. Isabel Ormiston , 1940 .

A   Schipperke Anthology , Vella M. Root , published by The Schipperke Club of America , Inc. , 1968

Hofstadklanken ,Contactblad van de K.C.de Hofstad , Den Haag , artikel Het Schipperke door W.P.Wolffensperger , 15 november 1938 .

’t Schipperke ,officieel tijdschrift van de Koninklijke Schipperkes Club , 1965 , 1968 .

Het Schipperke , door F.E. Verbanck  (waarschijnlijk uit de dertiger jaren ).

The Schipperke , by E.B.Holmes , 1934 .

Artikelen van de Secretaris van de
Schipperkes Club de France , de heer G. Arin , verschenen in het Franse tijdschrift  “La France Canine “mei , augustus , september 1968 , januari, februari , maart , april  1969  .

Chasse et Pêche , Belgisch tijdschrift , jaargang 1893 , 1894 , 1896 .

Het Schipperke in Zuid – Afrika , door M.J. Moore , 1974 .

Schipperkes in Canada ,  Mrs. Francis Hoye , 1974 .

Schipperkes Club de France ,
uitgave 1977 verzameling artikelen van G. Arin .

Artikelen in
De Hondenwereld door H.C.Rotgans – Rookmaaker :
Kerstnummer 1970 : Waarom en wanneer een Schipperke ;
1 maart 1972 : Nogmaals het Schipperke ;
Kerstnummer 1972 : Zo maar wat Schipperkes met de Schipperkes ;
Kerstnummer 1974 : Het Schipperke , wat is dat voor een hond ?
Kerstnummer 1975 : Ons Schipperke , de kleine Herdershond ;
Kerstnummer  1976 : Het Schipperke steekt zijn kop weer op .

Schipper ….. Ahoy ! SchApen of SchEpen , artikel in de Hondenwereld van 16 augustus 1955 , door G.de Josselin de Jong .

Het Schipperke : de dupe van een vertaalfoutje , artikel in Onze Hond van december 1976 door G. de Josselin de Jong .

Notulen van de Koninklijke Schipperkes Club , vanaf 11 maart 1888 .

Serie artikelen door
Dr. R. Pollet in het Belgische tijdschrift Woef van juni , juli en augustus 1987 : Vergelijkende studie van de Duitse , Belgische  en Hollandse Herder , de Saarlooswolfshond en het Schipperke .

Schipperkes in Zweden , door Agneta Johansson , 1987 .

Schipperkes in Denemarken , dooor B. Falkenstam , 1987 .

Uitgave augustus 1987 van de
New Zealand Kennel Gazette , speciaal gericht op het Schipperke .
Schipperkes in New Zealand , door Bernard Fears , 1987 .


BIJLAGE



DE STANDAARD VAN HET SCHIPPERKE
orginele versie in het Frans .




Apitudes et apparence générale : Excellent et fidéle petit chien de garde , ne faisant pas connaissance avec les étrangers . Remuant , agile , infatigable , continuellement occupé de ce qui se passe autour de lui , trés mordant  devant les objets dont la garde lui est confiée , tres doux pour les enfants , connaït les usages de la maison , toujours cutieux de savour ce qui se passe derrière une porte ou un objet qui  l’on va déplacer , trahissant ses impressions par  sa voix criarde et sa criniére hérissée , cherche la  compgnie des chevaux , fait la chasse aux taupes et autres vermines , peut être utilisé à la chasse , indique les terriers hahités par les lapins , traque ceux – ci et les lièvres dans les taillis .

COULEUR :  noir zain .

TÊTE :  ressemble à celle du renard – front assez large diminuant vers les yeux , vu de profil légèrement arrondi – museau effilé , pas trop allongé , cassure peu forte .

NEZ : petit .

OEIL : brun foncé , plein , petit , plus ovale que rond , ni renté ni proéminent , vif et perçant .

OREILLES : bien droites , petites , triangulaires , haut placées , lobes assez forts pour qu’ils se puissent plier autrement qu’en longueur , excessivement mobiles , se raprochant lorsqu’elles sont dressées .

DENTS : s’adaptant parfaitement .

COU :  fort , porté droit .

EPAULES : obliques et mobiles .

DOS : droit , horizontal , paraït plus haut du devant à  cause de la crinière .

REIN :  large et râblé .

PATTES :  parfaitement droites et bien en – dessous du corps , fines d’ossature .

PIEDS :  petits , ronds et serrés , les ongles droits , forts et courts (non crochus) .

CUISSES : très larges , longues , bien musclées , les jarrets près de terre .

CORPS :  court et trapu .

QUEUE :absente .

POIL : abondant et résistant au toucher , ras sur les oreilles , court sur la tête , le devant des pattes et les jarrets , assez court sur le corps mais allongé autour du cou à commencer du bord extérieur des oreilles , forme crinière et jabot , se prolongeant entre les pattes de devant ; il est aussi allongé sur l’arrière des cuisses , où il forme une culotte dont les pointes sont  dirigées en dedans .

POIDS : pour les chiens de petite taille : de  3 à 5 kg , et pour les grands de 5 à 8 kg .

DÉFAUTS :  Oeil clair , oreilles trop longues ou arronies , tête étroite et allongée , ou bombée ou trop courte , poil peu fourni , ondulé ou soyeux , absence de crinière et de culotte , poil trop long , dents mal plantées .

DISQUALIFICATIONS : oreilles demi – droites , poils blancs de naissance , prognathisme ( l’une des deux mâchoires dépassant l’autre ). Les Schipperkes en dessous de 3 kg ne peuvent concourir aux expositions au même titre que ceux au dessus de 8 kg .



DE GEWICHTSKLASSEN VAN HET SCHIPPERKE
(sinds de opstelling van de Standaard in 1888 ) .


Op 19 maart 1888 werd omtrent het gewicht van het Schipperke vastgesteld : minimum gewicht 4 kilo ; honden van een lager gewicht komen in een speciale klasse .
De klassen ingedeeld naar het gewicht hebben in de loop der tijden nogal eens veranderingen ondergaan : in 1890 werden honden van minder dan 4 kg niet op de tentoonstellingen geduld . Men beweerde toen dat men anders in strijd handelde met de doelstellingen van de Club , namelijk de verbetering van het ras .
In 1904 daalde de grens tot 3 ½ kg en op verzoek van de heer Fally werden zelfs dwergen geaccepteerd .
In 1911 werd een dwergklasse van minder dan 3 kg ingesteld .
In 1919 werden dwergen van minder dan 3 kg uitgesloten en konden niet voor prijzen in aanmerking komen .
In 1920 stelde de Voorzitter van de Schipperkes Club , die tevens keurmeester was , de heer Du Pré voor om dwergschipperkes van minder dan 3 kg in de tweede categorie te plaatsen . Ook de heer Huges was de mening toegedaan dat de dwergen “doorgaans een bolvormige schedel hadden en voornamelijk wat de teefjes betreft , te ronde ellebogen  en bolvormige ogen “.  De redactie van de Standaard was toen wat de gewichten betreft : voor de kleine honden van 3 tot 5 kg en voor de grote van 5 tot 9 kg .”Wegen ze minder dan 3 kg , dan worden ze opgenomen in de categorie van de dwergschipperkes .”
Alle categorieën , dus ook de dwergschipperkes , kwamen in aanmerking voor kampioenschappen , zowel voor C.A.C als voor C.A.C.I.B.

De ledenvergadering van 21 januari 1968 rekende geheel  met de dwergschipperkes af en stelde de volgende gewichtscategorieën in : kleine soort 3 tot 4 kg ; Middenslag 4 tot 5 kg ; grote soort 5 tot 8 kg .

De laatste wijziging werd genomen op de ledenvergadering  van 15 november 1975 , toen werd besloten tot de volgende gewichtsklassen : kleine soort 3 tot 5 kg ; grote soort 5 tot 8 kg . Met het maximum van 8 kilo dient soepelheid betracht te worden .

Op de ledenvergadering van 29 juni 1979 werd gekomen tot de instelling van een commisie , die de hele tekst van de Standaard zal doornemen . Het is geenszins de bedoeling om enige wijziging te brengen in de essentie van de raspunten , doch deze aan te passen met een moderne tekst .  
NASCHRIFT



In dit boekje de wederwaardigheden van het ras  Schipperke , de Nationale hond van België , in de loop der tijden , met al zijn ups en downs .
Het doel van dit boekje was hier een biografisch overzicht van te geven . Vandaar dat wij ons strikt hielden aan de geschiedenis en fok , met daarbij uiterlijk en karakter , iets wat de laatste honderd jaar , met uitzondering van de gewichtsklassen , geen wijzigingen heeft ondergaan .

Wie zich een Schipperke aanschaft , wil uit de aard der zaak graag wat weten over de opvoeding en voeding . Hierover zijn meerdere gespecialiseerde boeken geschreven , die wij u aanraden te raadplegen  . Op veler verzoek heeft “Vrienden van het Schipperke “in 1985 eveneens een boekje over dit onderwerp uitgegeven , dat uiteraard speciaal op dit ras gericht is .
Het zou een aanvulling genoemd kunnen worden op “Het Schipperke , de kleine zwarte Belg “, en is speciaal bestemd voor diegenen die voor het eerst een hond tot zich nemen , wat dan nog een Schipperke is ook , een pittig hondje , dat aan de ene kant een karaktervolle persoonlijkheid bezit , maar aan de andere kant niets liever wil dan doen wat baas of vrouw prettig vindt . Dit houdt in dat hij graag gehoorzaamt . Dat schattige pupje is volwassen voor je het weet en dan heeft u natuurlijk graag een welopgevoede hond , die je overal heen mee kunt nemen . Daarom , maak plezier met dat pupje , geniet van zijn dolle streken , maar breng hem bij hoe hij zich “in de wereld”gedragen moet .

Wilt u gaan fokken , dan zijn 4 punten belangrijk :
    1  Zowel reu als teef moeten aan de Standaardeisen van het land van  herkomst , België voldoen .                
         Nederland is nu eenmaal aangesloten bij de F.C.I.
    2    Zowel de reu als de teef moeten goede gezonde honden zijn .
    3    Zowel de reu als de teef moeten het juiste karakter hebben , zoals omschreven in de Standaard .
    4    reu en teef moeten qua bloedlijnen bij elkaar passen . Immers de mogelijkheid van goede mooie j    ongen is groter bij ouders van goede bloedlijnen , zo goed mogelijk gecombineerd .

Van belang is eveneens , dat men zich van tevoren op de hoogte stelt of er voor uw pupjes ook aanvraag zal zijn . In principe zou men eigenlijk niet moeten fokken , wanneeer men niet van tevoren weet dat de pupjes ook goed terecht komen . Bedenk daarbij , dat het Schipperke niet behoort bij de populaire rassen , iets waar wij beslist niet rouwig om moeten zijn .Wie hem eenmaal heeft leren kennen , blijft hem zijn leven lang trouw , dat blijkt wel duidelijk uit dit boekje . Maar voor wie hem niet kent , valt hij tussen  schip en kaai . Zowel de liefhebbers van kleine rassen als die van grote rassen kijken – in eerste instantie zeker - wat vreemd naar die kleine levendige gestalte . Dat is de ervaring van vele jaren Schipperkes .!
Nog één ding wilde ik graag opmerken : Onze Zuiderburen gaven hem de eretitel “Nationale Hond van België”. Maar waren ons land en België niet tijdenlang verenigd in Noordelijk en Zuidelijke Nederlanden ? En behalve dat , zou het kleine zwarte ding geweten hebben hoe de grenslijn precies liep , ook in de tijden toen zij nog in grote getale vooral het Vlaamse land bevolkten ? Hoe het ook zij , dit boekje kreeg de titel :”Het Schipperke , de kleine zwarte Belg”.  Al met al , wil ik slechts hopen dat dit Schipperke , waarvan ik eens in een Amerikaans boekje las  “Wie ooit een hond van dit ras bezeten heeft , zal zich nooit met minder tevreden kunnen stellen”, steeds zijn plaats in de kynologie zal mogen bewaren , in België in de eerste plaats , maar graag ook in Nederland .
En laat ons nooit vergeten , dat wij slechts schatbewaarders zijn en dat wij de plicht hebben al hetgeen in onze macht ligt te doen om dit ras op hoog peil te houden . Zoveel als mogelijk conform de geschreven geldende Standaard , zodat toekomstige liefhebbers er net zoveel plezier aan zullen beleven als wij dat in het heden doen !




Den Haag  ,    3 maart 1988       H.C Rotgans – Rookmaaker


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.